Fictie § 3 Tijd

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Fictie
§ 2 perspectief

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Fictie
§ 2 perspectief
Huiswerk nakijken

Slide 7 - Tekstslide

Fictie
§ 2 perspectief
Huiswerk nakijken

Slide 8 - Tekstslide

Fictie
§ 2 perspectief
Huiswerk nakijken

Slide 9 - Tekstslide

Fictie
§ 3 Tijd

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt aan het eind van de les uitleggen wat een chronologische vertelvolgorde is, het verschil tussen chronologisch vertellen en niet-chronologisch vertellen herkennen, de termen 'vertelheden', 'flashback' en 'tijdsprong vooruit' definiëren, voorbeelden geven van tijdsprongen achteruit en tijdsprongen vooruit in een verhaal

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

§ 3 Tijd

Chronologisch vertellen
Gebeurtenissen worden beschreven in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden

Slide 13 - Tekstslide

§ 3 Tijd

Niet-chronologisch vertellen
Gebeurtenissen worden niet in hun chronologische volgorde gepresenteerd

Slide 14 - Tekstslide

§ 3 Tijd

Vertelheden
Het 'nu' in het verhaal, het moment waarop de vertelling zich afspeelt

Slide 15 - Tekstslide

§ 3 Tijd

Flashback (tijdsprong achteruit)
Een tijdsprong achteruit naar een eerder moment in het verhaal

Slide 16 - Tekstslide

§ 3 Tijd

Tijdsprong vooruit
Een sprong in de tijd waarbij het verhaal verdergaat in de toekomst

Slide 17 - Tekstslide

Definities

  • Chronologisch vertellen: de gebeurtenissen worden beschreven in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevondenN
  • Niet-chronologisch vertellen: een vertelwijze waarbij de gebeurtenissen niet in hun chronologische volgorde worden gepresenteerd

Slide 18 - Tekstslide

Definities

  • Vertelheden: het 'nu' in het verhaal, het moment waarop de vertelling zich afspeelt
  • Flashback: een tijdsprong achteruit naar een eerder moment in het verhaal
  • Tijdsprong vooruit: een sprong in de tijd waarbij het verhaal verdergaat in de toekomst

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 1
vraag 


Lees tekst 1. 
Het is het begin 
van Iedereen krijgt 
klappen van 
Khalid Boudou.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 1
vraag 

1. Noteer zo precies mogelijk wat je weet over Taha’s situatie in het vertelheden: waar is hij en wat doet hij?

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 1
antwoord
1. Vergelijk je antwoord met het voorbeeld:
  
Taha woont in het vertelheden in een lekkende caravan op het erf van een boer in Frankrijk. Hij doet niet zoveel: hij klimt soms in een appelboom, denkt na, zwemt; hij helpt de boer met klusjes, praat tegen het varken, snookert soms met bejaarden. Hij wil verder met niemand contact.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht
vraag 

2. Wat weet je over Taha’s verleden?

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 1
antwoord
2. In het verleden heeft Taha geld verdiend met drugs en hij had problemen met ‘drugsrunners, valse meisjes en linke stiefvaders’

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht
vraag 

3. Hoe komt het dat Taha niet meer kan boksen?

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 1
antwoord
3. Hij heeft iets aan zijn arm (‘Als mijn arm pijn begint te doen’; ‘Met één hand gaat dat wat moeilijker’).




Slide 26 - Tekstslide

Opdracht
vraag 

4. Waarom is Taha naar een veilige plek gevlucht, denk je?

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 1
antwoord
4. Vanwege zijn problemen met drugs, meisjes en/of zijn stiefvader



Slide 28 - Tekstslide

Opdracht
vraag 

5. ‘De meeste mensen haat ik nu.’ Wat is daarvoor de reden, denk je?

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 1
antwoord
5. Hij is bedrogen door mensen die hij vertrouwde. (‘Maar ik vertrouw hem wel. Dat kan ik van de meeste mensen niet meer zeggen.’)

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 1
vraag
6. Op welke vragen over Taha’s situatie geeft tekst 1 geen antwoord? Noteer er minstens twee.

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 1
antwoord
6. Wat is er met Taha’s arm gebeurd waardoor hij niet meer kan boksen?
     Waarom heeft Taha zijn telefoon en laptop aan de boer gegeven?

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht 2

Slide 33 - Tekstslide