In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
proeftoets
hoofdstuk 1
Slide 1 - Tekstslide
Roan wil graag 50% brutowinst verdienen op zijn inkoopkosten van 0,48 cent. Wat wordt zijn verkoopprijs? Hij moet ook over de snoep 21% btw berekenen. Hoeveel wordt de consumentenprijs?
Slide 2 - Open vraag
Samantha heeft een stroopwafelkraam. Haar brutowinst is in een week € 1.257. Voor de kraam betaalt zij € 270, haar transportkosten zijn € 360 en aan verpakkingsmateriaal is zij € 120 kwijt. Bereken de nettowinst van Samantha. Geef de berekening!
Slide 3 - Open vraag
Een autodealer verkoopt een auto voor € 12000,-. De inkoopprijs van de auto is € 9000,-. De bedrijfskosten zijn € 250,- Bereken de brutowinst en de nettowinst. Zet de berekening erbij.
Slide 4 - Open vraag
Maud verkoopt wenskaarten. Ze koopt ze in voor € 2 per stuk. Ze verhoogt de inkoopprijs met de brutowinst van 70% van de inkoopwaarde. Bereken de brutowinstopslag. Schrijf de berekening op.
Slide 5 - Open vraag
In een maand wast Rinus op 680 adressen de ramen. De vaste kosten in zijn glazenwassersbedrijf bedragen € 1.000 per maand. De variabele kosten zijn 0,50 per adres. Bereken de kostprijs van het ramenwassen per adres.
Slide 6 - Open vraag
Als de vaste kosten stijgen, neemt de kostprijs per product toe.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Als de productie toeneemt, dalen de vaste kosten per product
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Personeelskosten kunnen vaste kosten zijn, maar soms ook variabele kosten.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
't Huuske verkocht afgelopen maand 4700 snacks, welke worden ingekocht bij de groothandel. Per maand betaalt het bedrijf €750 huur, de loonkosten van een vaste werknemer €1800 en verzekeringen €980. De variabele kosten bestaan uit de ingekochte snacks. De gemiddelde inkoopprijs bedraagt €0,75 per stuk.
Hoeveel zijn de totale variabele kosten? Schrijf je berekening op.
Slide 10 - Open vraag
Hoe denkt ze over de nettowinst van haar bedrijf?
Slide 11 - Open vraag
't Huuske verkocht afgelopen maand 4700 snacks, welke worden ingekocht bij de groothandel. Per maand betaalt het bedrijf €750 huur, de loonkosten van een vaste werknemer €1800 en verzekeringen €980. De variabele kosten bestaan uit de ingekochte snacks. De gemiddelde inkoopprijs bedraagt €0,75 per stuk.
Bereken de kostprijs per product
Slide 12 - Open vraag
't Huuske verkocht afgelopen maand 4700 snacks, welke worden ingekocht bij de groothandel. Per maand betaalt het bedrijf €750 huur, de loonkosten van een vaste werknemer €1800 en verzekeringen €980. De variabele kosten bestaan uit de ingekochte snacks. De gemiddelde inkoopprijs bedraagt €0,75 per stuk. De gemiddelde verkoopprijs is € 2,- (excl btw)
Hoeveel bedraagt het nettoresultaat. Geef aan of het resultaat positief of negatief is.
Slide 13 - Open vraag
Brutowinstmarge
Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs
Brutowinstmarge: het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de verkoopprijs te berekenen.
Slide 14 - Tekstslide
De brutowinstmarge op groente is veel hoger is dan op veel andere producten, bijvoorbeeld wasmiddelen. -->Verklaar waarom de brutowinstmarge op groente veel hoger moet zijn dan de brutowinstmarge op wasmiddelen.
Slide 15 - Open vraag
Vraag naar producten
De vraag naar producten kunnen we tekenen in een grafiek, zoals je hieronder ziet. Bij een prijs van € 550 worden er 0 fietsen verkocht. Bij een prijs van € 400 worden er 100 fietsen verkocht.
Dit noemen we de vraaglijn.
Slide 16 - Tekstslide
Stel je voor: er is maar 1 aanbieder van Gazelle fietsen Deze verkoper overweegt de vraagprijs van 1 fiets te verlagen van 475 euro naar 450 euro. Laat met een berekening zien wat er gebeurt er met de omzet.
Slide 17 - Open vraag
De verkoper overweegt de vraagprijs van 1 fiets te verlagen van 475 euro naar 450 euro Noem een redenen om de vraagprijs NIET te verlagen