SO Krachten tekenen

Leerdoelen SO
2.1.1 Je kunt beschrijven wat de gevolgen zijn als een kracht op een voorwerp werkt
2.1.2 Je kunt verschillende soorten krachten beschrijven
2.1.3 Je kunt de grootte van een kracht meten
2.1.4 Je kunt de zwaartekracht op een massa berekenen
2.1.5 Je kunt een kracht tekenen door gebruik te maken van een krachtenschaal
2.2.1 Je kunt de symbolen van krachten benoemen.
2.2.2 Je kunt beredeneren hoe groot de krachten in een situatie van evenwicht zijn.
2.2.4 Je kunt de resulterende kracht berekenen van krachten die in dezelfde lijn liggen.
2.2.5 Je kunt met de parallellogrammethode de resulterende kracht bepalen van twee krachten die niet in dezelfde lijn liggen. (plusstof)

NIET: de veerconstante die we afgelopen donderdag besproken hebben.


1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen SO
2.1.1 Je kunt beschrijven wat de gevolgen zijn als een kracht op een voorwerp werkt
2.1.2 Je kunt verschillende soorten krachten beschrijven
2.1.3 Je kunt de grootte van een kracht meten
2.1.4 Je kunt de zwaartekracht op een massa berekenen
2.1.5 Je kunt een kracht tekenen door gebruik te maken van een krachtenschaal
2.2.1 Je kunt de symbolen van krachten benoemen.
2.2.2 Je kunt beredeneren hoe groot de krachten in een situatie van evenwicht zijn.
2.2.4 Je kunt de resulterende kracht berekenen van krachten die in dezelfde lijn liggen.
2.2.5 Je kunt met de parallellogrammethode de resulterende kracht bepalen van twee krachten die niet in dezelfde lijn liggen. (plusstof)

NIET: de veerconstante die we afgelopen donderdag besproken hebben.


Slide 1 - Tekstslide

SO Krachten rekenen
Verplaatst naar donderdag 20 februari (volgende week)

Slide 2 - Tekstslide

Symbolen van soorten krachten
Kracht > altijd omschreven met het symbool F

Elke kracht heeft zijn eigen (lager geschreven) letter

Fv  (veerkracht)               F (zwaartekracht)             
  F    (normaalkracht)             Fres (resulterende kracht) 
 Fs (spierkracht / spankracht

Slide 3 - Tekstslide

SO
Je kent de volgende soorten krachten:
- spierkracht
- veerkracht
- spankracht
- magnetische kracht
- zwaartekracht
- normaalkracht
- resulterende kracht

Slide 4 - Tekstslide

(staat op het formuleblad. Let wel op omschrijven. Gaat nog vaak fout)
Fz = m ∙ g

Hierin is:
• Fz de zwaartekracht in newton (N);
• m de massa in kilogram (kg);
• g de sterkte van de zwaartekracht in newton per kilogram (N/kg). Op aarde is de waarde van g 9,8 N/kg.



Slide 5 - Tekstslide

SO
Je kan krachten tekenen:

- Als er een krachtenschaal gegeven wordt
- En als je zelf een krachtenschaal moet bedenken
- Het aangrijppunt van de pijl op de juiste plek plaatsen

Slide 6 - Tekstslide

Aangrijppunt
zoals in paragraaf 2.1 opdracht 5
- de kracht "grijpt aan" (dus de 
start van de pijl) waar de je de 
kracht ziet.



Slide 7 - Tekstslide

SO
Je weet hoe je krachten in
evenwicht moet tekenen

Als een voorwerp stil staat is
de zwaartekracht en normaal
kracht gelijk.

Slide 8 - Tekstslide

SO
Je weet hoe je krachten in
evenwicht moet tekenen

In dit geval hangt de zak aan een 
veer. Dan is de veerkracht gelijk aan
de zwaartekracht als de zak stil 
hangt. 

Slide 9 - Tekstslide

SO
Je kan de resulterende kracht berekenen: in een lijn.
Gaan ze dezelfde
kant op? Optellen

Gaan ze in tegen-
gestelde richting?
Van elkaar aftrekken. 
Resulterende kracht gaat dan in de richting van de grootste kracht


Slide 10 - Tekstslide

SO
Je kan de resulterende kracht berekenen: in willekeurige richting



Dit doe je door een parallelogram te maken. Dus je tekent een parallele lijn aan de kracht van 3N en een aan die van 4N. Waar ze samen komen is het eind punt van de resulterende kracht

Slide 11 - Tekstslide