Spelling H4 en H5

Programma
  • Toetsdatum opgeven: dinsdag 12 mei!
  • Nakijken opdracht 4 spelling H4 en 8 Spelling H6
  • Bespreken opdracht 1 Spelling H6
  • Theorie Spelling H5: leestekens
  • Huiswerk
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
  • Toetsdatum opgeven: dinsdag 12 mei!
  • Nakijken opdracht 4 spelling H4 en 8 Spelling H6
  • Bespreken opdracht 1 Spelling H6
  • Theorie Spelling H5: leestekens
  • Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je weet wanneer je trema, apostrof en koppelteken gebruikt.
Je weet waar en wanneer je leestekens (komma, aanhalingstekens, puntkomma en dubbele punt) plaatst.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 4, spelling H4
Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, apostrof of koppelteken!

A4tje
A
A4tje
B
A4-tje
C
A4'tje
D
A'4tje

Slide 3 - Quizvraag

Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, apostrof of koppelteken!

besproeiing
A
besproeiing
B
besproeiïng
C
besproei-ing
D
besproei'ing

Slide 4 - Quizvraag

Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, apostrof of koppelteken!

BNer
A
BNer
B
BN-er
C
BNër
D
BN'er

Slide 5 - Quizvraag

Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, apostrof of koppelteken!

cowboys
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 6 - Quizvraag

Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, apostrof of koppelteken!

euros
A
euros
B
euro's

Slide 7 - Quizvraag

Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, apostrof of koppelteken!

functieinhoud
A
functieinhoud
B
functie'inhoud
C
functie-inhoud
D
functieïnhoud

Slide 8 - Quizvraag

Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, apostrof of koppelteken!

gluhwein, huttenkase
A
gluhwein, huttenkase
B
gluh-wein, hutten-kase
C
gluh'wein, hutten'kase
D
glühwein, hüttenkäse

Slide 9 - Quizvraag

Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, apostrof of koppelteken!

heien
A
heien
B
hei-en
C
hei'en
D
heïen

Slide 10 - Quizvraag

Goed geschreven, want er is geen klinkerbotsing.
Fout geschreven. Het moet met een koppelteken, want het is een samenstelling.
Fout geschreven. Het moet met een trema.
Fout geschreven. Het moet met een apostrof.
intuitie
lollytje
mediaaandacht
milieuinspectie
nuance

Slide 11 - Sleepvraag

Goed geschreven, want er is geen klinkerbotsing.
Fout geschreven. Het moet met een koppelteken, want het is een samenstelling.
Fout geschreven. Het moet met een trema.
Fout geschreven. Het moet met een apostrof.
puppys
reunie
wctje
WKwedstrijd

Slide 12 - Sleepvraag

Nakijken huiswerk

Opdracht 8 Spelling H6, blz. 258

Slide 13 - Tekstslide

Goed geschreven, want er is geen klinkerbotsing.
Fout geschreven. Het moet met een koppelteken, want het is een samenstelling.
Fout geschreven. Het moet met een trema.
Fout geschreven. Het moet met een apostrof.
3Dbril
astmaaanval
autoalarm
CDAer
cvs

Slide 14 - Sleepvraag

Goed geschreven, want er is geen klinkerbotsing.
Fout geschreven. Het moet met een koppelteken, want het is een samenstelling.
Fout geschreven. Het moet met een trema.
Fout geschreven. Het moet met een apostrof.
geweien
gruttos
guppys
hobbytje
ruineren

Slide 15 - Sleepvraag

Goed geschreven, want er is geen klinkerbotsing.
Fout geschreven. Het moet met een koppelteken, want het is een samenstelling.
Fout geschreven. Het moet met een trema.
Fout geschreven. Het moet met een apostrof.
solooptreden
televisieuitzending
toiletsprays
uberhaupt
zelfontplooiing

Slide 16 - Sleepvraag

Nakijken huiswerk
Bespreken opdracht 1 Spelling H6, blz. 256

Hoeveel fouten heb je per zin gevonden? Welke fouten werden ontdekt door de spelling- en grammaticacontrole van Word?

Slide 17 - Tekstslide

Theorie Spelling H5: leestekens
  1. Jorja zei Steven kan hier pas om zeven uur zijn.
  2. 'Jorja,' zei Steven, 'kan hier pas om zeven uur zijn.'
  3. Jorja zei: 'Steven kan hier pas om zeven uur zijn.'
  4. Kon je het woord onmiddellijk goed spellen?
  5. Kon je het woord 'onmiddellijk' goed spellen?

Slide 18 - Tekstslide

Je gebruikt een komma:
  • voor of na een aanspreking. Job, wil je dat voor me doen?
  • tussen 2 delen van een opsomming. Ik koop fruit, melk en kaas.
  • tussen twee persoonsvorm. Toen ik hem zag, zwaaide hij.
  • tussen de hoofdzin en bijzin, als de delen lang zijn (voor het onderschikkende voegwoord)
  • voor en na een bijstelling Mijn broer, de jongste uit het gezin, ging....

Slide 19 - Tekstslide

Je gebruikt een dubbele punt bij de aankondiging van:
  • een citaat Mijn moeder vroeg:'Lig je nu nog in je bed?'
  • een gedachte  Ik dacht: wat doet hij toch? (Let op: bij een gedachte gebruik je geen aanhalingstekens!)
  • een opsomming Zij zit op drie sporten: voetbal, tennis en hockey.
  • een uitleg of toelichting Ik heb geen zin: ik ben gisteren al geweest.

Slide 20 - Tekstslide

Je gebruikt aanhalingstekens:
  • bij citaten 
Ik zei: 'Jan heeft het gedaan.' (Het citaat begint met een hoofdletter en eerst komt de punt en dan het aanhalingsteken)
'Ik ga' , zei ze. 'Morgen kom ik terug.' (De eerste zin eindigt na 'ze'. Er komt daar dus een punt. De komma staat ACHTER het aanhalingsteken!)
'Ik ga,' zei ze, 'maar ik kom morgen terug.' (De zin wordt onderbroken door 'zei ze'. Daarom staat er na 'zei ze' een komma en begint er geen nieuwe zin. De komma na het woord 'ga' staat VOOR het aanhalingsteken!)

Slide 21 - Tekstslide

vervolg aanhalingsteken
  • als het woord zelf wordt bedoeld en niet de betekenis Hoe spel je 'onmiddellijk'?
  • als het woord op een speciale manier (bijv. spottend) wordt gebruikt Toen ik thuiskwam met een twee, zei mijn vader dat dat een 'knappe prestatie' was.

Slide 22 - Tekstslide

Een puntkomma gebruik je:
  • tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan gewone zinnen;                                                                                       Ik ga volgend jaar naar New York; dat hoop ik tenminste.      
  • als afsluiting van onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. Het laatste onderdeel krijgt als afsluiting een punt.

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opdracht 2, 3 en 4 spelling H5,  blz. 209-211
Ik zet de tekst van opdracht 4 in Magister zodat je die kan kopiëren en bewerken.


Slide 24 - Tekstslide