Hoofdstuk 7.3 SPELLING Talent

Welkom klas 4!
HOOFDSTUK 7 - SPELLING
B-BOEK  BLZ. 114

                                                              
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 4!
HOOFDSTUK 7 - SPELLING
B-BOEK  BLZ. 114

                                                              

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
  • Schoolbibliotheek
  • Planning periode
  • Leerdoelen spelling 
  • uitleg en quizvragen spelling

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Schoolbibliotheek
  • in 10 minuten een boek kiezen
  • Elke les lezen
  • 4 boeken dit jaar
  • minimaal niveau D
  • einde van deze periode een mondeling over je verslag 
  • E-book en/of luisterboek (app: LEES of online bibliotheek)

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen van de spellinglessen

  • Ik kan interpunctie correct toepassen (punt, uitroepteken, vraagteken, aanhalingsteken, komma). 
  • Ik kan hoofdletters correct gebruiken.
  • Ik ken de verschillende vormen van het meervoud van een zelfstandig naamwoord en ik kan deze correct spellen. (Bijvoorbeeld: baby > baby's, melodie > melodieën)
  • Ik ken de leestekens apostrof, accent, weglatingsstreepje, koppelteken en trema

Slide 5 - Tekstslide

Hoe goed denk jij dat je de leerdoelen al beheerst?
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Einde van de zin:
  • punt
  • uitroepteken
  • vraagteken

Hij is geslaagd voor zijn rijexamen. Weet je met welk cijfer? Een 10!

Slide 10 - Tekstslide

dubbele punt 
  • er komt een voorbeeld
  • er komt een uitleg
  • er komt een opsomming
  • er komt een citaat
Dat gaat als volgt: ..............
Ik houd van deze groentes: ......
Ze riep: '...........................'

Slide 11 - Tekstslide

Aanhalingstekens "........" 
Gebruik je bij een citaat.                                 Maaike zei: 'Ga je mee?'
Als je iets op een andere manier moet lezen.           "Leuk" ben jij.

Slide 12 - Tekstslide

De komma
Tussen twee werkwoorden in een samengestelde zin - als ik eet, kijk ik tv.
In een opsomming - vrienden, vriendinnen, buren, familie
Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden -  een mooie, warme dag
Woorden als:  toch, hoor, ja en oké - ik haal jou op, oké?

Slide 13 - Tekstslide

Piet zei "Je krijgt geen cadeautjes dit jaar."
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

Welke leestekens gebruik je bij een citaat?
A
Uitroeptekens
B
Dubbele punt en aanhalingstekens
C
Aanhalingstekens
D
De puntkomma

Slide 15 - Quizvraag

Bas vond hoe overleef ik mijn vakantie? een leuk boek.

A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 17 - Open vraag

HOOFDLETTERS
Altijd aan het begin van een zin.

Uitzonderingen:
's Avonds ging ik naar....
80% van de mensen
20 dagen nadat .....


Slide 18 - Tekstslide

Hoofdletters
  • Namen --> personen, landen, steden, boeken, films etc.
  • Feestdagen en historische gebeurtenissen --> Kerstmis, Pasen, Eerste wereldoorlog,  Hemelvaart, Bevrijdingsdag

Slide 19 - Tekstslide

Goed of fout:
In Januari is het vaak heel koud.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud?
baby         melodie      horloge
slee             muis
café             graf         bacterie 

Slide 21 - Tekstslide

Klemtoon
melodieën --> melodie
bacteriën --> bacterie


Er zijn veel minder meervouden die op -iën eindigen dan meervouden die op -ieën eindigen.

Slide 22 - Tekstslide

De laatste vijf leestekens die je moet kennen
1. apostrof:  Emma's tas, Max' mobiel. vwo'er, A4'tje. 't regent
2. accent:  café, hé!, crêpes, hét middel tegen haaruitval
3. weglatingsstreepje: land-, tuin- en akkerbouw (= landbouw, tuinbouw en akkerbouw), radio- en televisieprogramma's (= radioprogramma's en televisieprogramma's), in- en uitvoeren (= invoeren en uitvoeren)
koppelteken:  zo-even, 60-plusser, Noord-Brabant,
diploma-uitreiking.
4. trema: beïnvloeden, ruïne

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

’K weet niet wat ik moet zeggen.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quizvraag

Noteer het meervoud van 'industrie'.
A
industrieën
B
industriën
C
industries

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het meervoud van zeef?
A
zefen
B
zeven
C
zeeven
D
zeefen

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het meervoud van etage?
A
etages
B
etage's

Slide 28 - Quizvraag

Wat is goed?
A
financieel
B
financiëel

Slide 29 - Quizvraag

Gebruik het weglatingsstreepje.
bankrekening en bankpas

Slide 30 - Open vraag

Gebruik het weglatingsstreepje:
schooltoetsen en schoolexamens

Slide 31 - Open vraag

Gebruik het weglatingsstreepje. dinsdagavond en woensdagavond

Slide 32 - Open vraag

Spelling op het examen
Neem een woordenboek mee!
(brief/e-mail of een artikel schrijven)
                           

Slide 33 - Tekstslide

Volgende les:
  • S.O. 7.3
  • Heb je paragraaf 7.3 basisopdrachten 1 t/m 15 af? Dit een handige voorbereiding!
  • LEESBOEK MEENEMEN!



Slide 34 - Tekstslide

Einde van de les
Neem volgende keer je leesboek mee!

Slide 35 - Tekstslide