BVJ 11.1 Genotype en fenotype

Thema 11: Erfelijkheid
Basisstof 1:
Genotype
en
Fenotype
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 11: Erfelijkheid
Basisstof 1:
Genotype
en
Fenotype

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. De woorden: chromosomen, DNA, genotype, fenotype
  2. Wat is het verschil tussen fenotype en genotype?
  3. Opdracht uitleg

Slide 2 - Tekstslide

Ik lijk het meest op mijn......
omdat............

Slide 3 - Woordweb

Chromosomen
  • In elke cel bij de mens:
  • 46 Chromosomen 
  • komen in 23 paren voor
  • Lange dunne draden die in de  celkern voorkomen
  • gemaakt van de stof DNA

Slide 4 - Tekstslide

Genotype
Genotype is de erfelijke informatie voor alle eigenschappen die je van je ouders hebt gekregen. Het zijn je genen.

Je kunt ze niet veranderen!

Slide 5 - Tekstslide

Fenotype
Je fenotype ontstaat door je genotype en de dingen om je heen en die je doet, bijvoorbeeld
  • in de zon zitten
  • haar verven
  • tattoo
  • piercings
  • littekens

Slide 6 - Tekstslide

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
Behaarde bladeren
Een litteken
Je kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 7 - Sleepvraag

Leerdoelen
  1. De woorden: chromosomen, DNA, genotype, fenotype
  2. Wat is het verschil tussen fenotype en genotype

Slide 8 - Tekstslide

Aan het werk

Maak: thema 5.1 vraag 1 tot en met 8.
Leer: Om te onthouden van 5.1 

Dit is ook je huiswerk voor volgende week.

Slide 9 - Tekstslide

Aan het werk
Opdracht: maak een A4 over jezelf en deel die in tweeën.

Het linkerdeel is je genotype, zet dat erboven. 
Bedenk en teken 5 dingen die bij jouw genotype horen

Het rechterdeel is je fenotype, zet dat erboven. 
Bedenk en teken 5 dingen die bij jouw fenotype horen


Slide 10 - Tekstslide

8

Slide 11 - Video

01:07
genotype kan veranderen
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

02:12
Is het fenotype gelijk gebleven?
Is het genotype gelijk gebleven?
A
1. Nee 2. Ja
B
1. Ja 2. Nee
C
1. Nee 2. Nee
D
1. Ja 2. Ja

Slide 13 - Quizvraag

02:12
Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 14 - Quizvraag

02:12
Hoe ontstaat het fenotype?
A
Door je DNA
B
Door wat je eet
C
Door invloeden uit de omgeving
D
Door het DNA en de invloeden uit de omgeving

Slide 15 - Quizvraag

02:12
Fenotype
Genotype

Slide 16 - Sleepvraag

01:07
Genotype
A
Is hoe je eruit ziet
B
Zijn de erfelijke eigenschappen
C
Zit in je hersenen
D
Wordt bepaald door wat je eet

Slide 17 - Quizvraag

01:07
Hoeveel chromosomen heeft de mens?
A
46 paren dus 92 in totaal
B
23 chromosomen, 46 paren
C
23 paren dus 46 in totaal
D
44 paren, 22 chromosomen

Slide 18 - Quizvraag

01:07
Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA

Slide 19 - Quizvraag