BVJ 11.1 Genotype en fenotype

Thema 11: Erfelijkheid BS 1
Basisstof 1
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 11: Erfelijkheid BS 1
Basisstof 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. De woorden: chromosomen, DNA, genotype, fenotype
  2. Wat is een chromosomenkaart?
  3. Wat is het verschil tussen fenotype en genotype?
  4. Opdracht uitleg

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik lijk het meest op mijn......
omdat............

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

 Op wie lijk je?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een zaadcel en eicel

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De celkern
Iedere cel in je lichaam heeft een celkern.

In de celkern zit belangrijke erfelijke informatie opgeslagen. 


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chromosomen
  • In elke cel bij de mens:
  • 46 Chromosomen 
  • komen in 23 paren voor
  • Lange dunne draden die in de  celkern voorkomen
  • gemaakt van de stof DNA

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chromosomenkaart
  • 46 chromosomen
  • 23 paren, 1 van moeder, 1 vader

Het 23e = geslachtschromosomen
  • Grote chromosoom X
  • Kleine chromosoom Y
  • XX= meisje
  • XY= Jongen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotype
Genotype is de erfelijke informatie voor alle eigenschappen die je van je ouders hebt gekregen. Het zijn je genen.

Je kunt ze niet veranderen!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fenotype
Je fenotype ontstaat door je genotype en de dingen om je heen en die je doet, bijvoorbeeld
  • in de zon zitten
  • haar verven
  • tattoo
  • piercings
  • littekens

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanleg
Aanleg is de aanleg die je hebt voor bepaalde eigenschappen. Dit kan bijvoorbeeld zijn dat je aanleg hebt voor sporten of muziek maken.

Slide 11 - Tekstslide

Vraag aan de studenten welke aanleg zij hebben.
Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
Behaarde bladeren
Een litteken
Je kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk (cijfer mapje)
Opdracht: maak een A4 over jezelf en deel die in drie delen.
het linkerdeel is je genotype, zet dat erboven. Bedenk en teken 5 dingen die bij jouw genotype horen
het middendeel is je fenotype, zet dat erboven. Bedenk en teken 5 dingen die bij jouw fenotype horen
Het rechterdeel: noem/teken 3 eigenschappen die vaak in jouw familie voorkomen


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies