Voorbereiding toets toetsweek 2

Voorbereiding toetsweek 2
Stof van de toets: alle stof van leerjaar 3 en 4
De toets bestaat uit vragen uit oude examens.

Hoe voorbereiden:

Oefenen met oude examens op examenblad.nl
Zelf nakijken, daarna vragen aan mij stellen!

Vragen over onderwerpen die we nog niet behandeld hebben kan je overslaan.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding toetsweek 2
Stof van de toets: alle stof van leerjaar 3 en 4
De toets bestaat uit vragen uit oude examens.

Hoe voorbereiden:

Oefenen met oude examens op examenblad.nl
Zelf nakijken, daarna vragen aan mij stellen!

Vragen over onderwerpen die we nog niet behandeld hebben kan je overslaan.

Slide 1 - Tekstslide

Algemene tips
Schrijf antwoorden uitgebreid en volledig op. Als er een verklaring of uitleg wordt gevraagd geef die dan, anders krijg je de punten niet.

Controleer jezelf streng met de formulering van open vragen, twijfel je of je antwoord goed is vraag het aan mij.

Eindig rekenvragen met het woord dus, hierdoor controleer je voor jezelf of je de vraag beantwoord hebt.

Neem een woordenboek mee, dit is toegestaan. Ook op je centraal examen!


Slide 2 - Tekstslide

Leerwerk
Leer de marktsectoren en de marktvormen uit je hoofd.

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector

Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie
Oligopolie
Monopolie

Slide 3 - Tekstslide

Belangrijke vaardigheden
Rekenen met percentages.

  • Procentuele verandering berekenen
    (Nieuw-oud) : oud x 100
  • Een percentage uitrekenen
    deel : geheel x 100
  • Met een gegeven percentage iets uitrekenen
    geheel : 100 x percentage
  • Terugrekenen naar 100%
    Zie volgende slide

Slide 4 - Tekstslide

Terug rekenen naar 100%
Voorbeeld:

De gemiddelde verkoopprijs van een huis begin 2024 is 500.000 euro.
Gedurende het jaar stijgt de prijs met 10%.
Bereken de gemiddelde verkoopprijs aan het einde van 2024.

500.000 : 100 x 10 = 50.000

500.000+ 50.000 = 550.000


Deze 550.000 euro is gelijk aan 110% omdat er 10 % is bijgekomen.
Op de volgende slide krijg je een vraag waar bij je terug moet rekenen naar 100%

Slide 5 - Tekstslide

Terug rekenen naar 100%
Voorbeeld:
De gemiddelde verkoopwaarde van een huis is in 2024 met 10% gestegen tot een bedrag van 550.000 euro.
Bereken hoeveel de gemiddelde huizenprijs was op 1 januari 2024.

Hier staat dat de gemiddelde huizenprijs met 10% is gestegen. De 550.000 euro is daarom gelijk aan 110%

Je moet hier de oorspronkelijke prijs (100%) berekenen.

dus, 550.000 : 110 x 100 = 500.000 euro


Slide 6 - Tekstslide

Afschrijvingskosten
Je koopt in 2025 een auto voor 50.000 euro
De auto gaat 10 jaar mee
Na 10 jaar verkoop je de auto voor 10.000 euro (restwaarde) en koop je een nieuwe auto voor 50.000 euro.

Bereken de afschrijvingskosten per jaar

Formule : (Aankoopprijs - restwaarde) : aantal jaar gebruik

Antwoord : (50.000 - 10.000) : 10 = 4.000 euro per jaar

Slide 7 - Tekstslide

Nominaal en Reëel inkomen
Nominaal inkomen: salaris uitgedrukt in euros
Inflatie: prijsstijging, geld wordt minder waard
Reëel inkomen = verandering nominaal inkomen - inflatie

Reëel inkomen: wat je in de realiteit met je inkomen kan, dus je koopkracht.
Voorbeeld zie volgende slide


Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld nominaal en reëel inkomen
2020 Nominaal inkomen +5%, inflatie 4%
2021 Nominaal inkomen +8%, inflatie 6%
2022 Nominaal inkomen +3%, inflatie 5%

Reëel inkomen 2020 = 5-4 = 1% toegenomen
2021 = 8-6 = 2% toegenomen
2022 = 3-5 = 2% afgenomen

Slide 9 - Tekstslide

Rijksbegroting
Rijksbegroting zijn de inkomsten en uitgaven van de overheid voor het komende jaar.
Rijksbegroting = overheidsinkomsten-overheidsuitgaven

Begrotingstekort = een negatieve rijksbegroting
Begrotingsoverschot = een positieve rijksbegroting

Slide 10 - Tekstslide

Rijksbegroting
Overheidsinkomsten
  • Belastingen

Overheidsuitgaven
  • Defensie, infrastructuur, onderwijs
  • uitkeringen en toeslagen
  • rente op de staatsschuld

Slide 11 - Tekstslide

Rijksbegroting
Begrotingstekort > overheid moet geld lenen > staatsschuld stijgt.

Begrotingsoverschot > overheid kan een deel van de schuld aflossen > staatsschuld daalt

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
Staatsschuld 2019 = 80 miljoen

2020 begrotingstekort 20 miljoen
2021 begrotingstekort 10 miljoen
2022 begrotingsoverschot 5 miljoen

Staatsschuld 2022 = 80 + 20 + 10 - 5 = 105 miljoen

Slide 13 - Tekstslide

Staatsschuld en begrotingstekort
Begrotingstekort: maximaal 3 procent van het BBP van een land
Staatsschuld maximaal 60% van het BBP van een land.

Voorbeeld.
Een land heeft een staatsschuld van 50 miljoen euro. Ze voldoen precies aan de eis van maximaal 60% van het BBP.
Hoeveel is het BBP?

Slide 14 - Tekstslide

Staatsschuld en begrotingstekort
Voorbeeld.
Een land heeft een staatsschuld van 50 miljoen euro. Ze voldoen precies aan de eis van maximaal 60% van het BBP.
Hoeveel is het BBP?

50 miljoen = 60% van het BBP
BBP = 50 miljoen : 60 x 100 = 83,3 miljoen

Slide 15 - Tekstslide

Lorenz curve
Leer de les over de Lorenz curve.
Oefen in oude examens met opdrachten over de Lorenz curve.

Slide 16 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
Leer wat de volgende begrippen inhouden en of die een nivellerend of een denivellerend effect hebben.
Belastbaar inkomen
Aftrekposten
Eigenwoningforfait
Schijventarief
Heffingskorting

Slide 17 - Tekstslide

Werkloosheid en economie
Leer het onderscheid tussen conjuncturele en structurele werkloosheid.

Leer de gevolgen van hoog- en laagconjunctuur.

Leer wat negatieve externe effecten zijn.

Slide 18 - Tekstslide