H5.4 Ravj

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 5 - Kan de overheid dat regelen?
Exameneenheid Overheid en bestuur


1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 5 - Kan de overheid dat regelen?
Exameneenheid Overheid en bestuur


Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Vorige les
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Wat was ook alweer het bruto binnenlands product?

Slide 3 - Open vraag

BBP bruto binnenlands product
Het bbp (bruto binnenlands product): is de totale waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land.
Als het bbp toeneemt, spreken we van economische groei.

Het bbp wordt ook wel het nationaal inkomen genoemd

Slide 4 - Tekstslide

Wat was ook al weer privatiseren?

Slide 5 - Open vraag

Verzorgingsstaat
Nederland is een verzorgingsstaat.
De overheid geeft veel geld uit aan gezondheidszorg, onderwijs en woningbouw.
Ook zorgt de overheid dat iedereen voldoende inkomen heeft om van te leven.


Slide 6 - Tekstslide

AOW
Anw
Wlz
WW
WIA
bijstandsuitkering
huurtoeslag
zorgtoeslag
betaald met
betaald met
betaald door:
betaald door:
belastinggeld
iedereen met een inkomen
premies
sociale verzekering
sociale voorziening
sociale zekerheid
volksverzekering
werkgevers
werknemersverzekering

Slide 7 - Sleepvraag

solidariteitsbeginsel & sociale zekerheid
solidariteitsbeginsel
iedereen met een inkomen staat een deel daarvan af voor mensen zonder inkomen of met een laag inkomen (zorgen voor elkaar)

sociale zekerheid
stelsel van sociale verzekeringen en
sociale voorzieningen, met als doel
iedereen in Nederland een sociaal
minimum te geven. 

vraag 4, 5, 7, 8

Slide 8 - Tekstslide

DE RIJKSBEGROTING

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Uitgaven en inkomsten van de overheid
  • Rijksbegroting = verwachte uitgaven en inkomsten van de overheid in het komende jaar.
  • In de miljoenennota worden de gemaakte keuzes uitgelegd. Doordat de overheid leent, is er een staatsschuld.









Doordat de overheid leent, is er een staatsschuld.




Worden er meer inkomsten dan uitgaven verwacht? Dan is er een begrotingsoverschot.
 

Worden er meer uitgaven dan inkomsten verwacht? Dan is er een begrotingstekort.

Slide 13 - Tekstslide

Wat kan de overheid doen als het last heeft van een begrotingstekort?

Slide 14 - Open vraag

Begrotingstekort
Een begrotingssaldo is het verschil tussen de verwachte inkomsten en uitgaven.
Er is sprake van een begrotingstekort als er meer geld wordt uitgegeven dan er inkomsten zijn.
De landen in Europa hebben afgesproken dat hun begrotingstekort niet te hoog mag zijn elk jaar


Als er meer inkomsten zijn dan uitgaven noemen we dan een begrotingsoverschot

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Staatsschuld

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Wat zijn de gevolgen van een grotere staatschuld voor de overheidsuitgaven?

Slide 19 - Open vraag

Staatschuld 
De overheid leent geld
Gevolg = De staatsschuld stijgt
--> De overheid is elk jaar extra geld kwijt aan rente en aflossing om de schulden af te betalen.

Slide 20 - Tekstslide

Staatschuld
Een begrotingstekort = toename staatsschuld

Een begrotingsoverschot = afname staatschuld

Slide 21 - Tekstslide

In 2022 moest de overheid 4,3 miljard euro aan rente betalen over de staatschuld. De staatschuld in 2022 stond op 415 miljard euro. Bereken het percentage aan rente dat de overheid moest betalen over de staatschuld. Afronden op 2 decimalen.

Slide 22 - Open vraag

Aan de slag
Maken t/m 5.4 tot en met 6
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken en werken aan leerdoelen -> Herhalingsopdrachten maken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd --> bespreken opdracht 4

Slide 23 - Tekstslide

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 5 - Kan de overheid dat regelen?
Exameneenheid Overheid en bestuur


Slide 24 - Tekstslide

Programma
  • Herhaling
  • Bespreken opdracht 4
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 25 - Tekstslide

BBP bruto binnenlands product
Het bbp (bruto binnenlands product): is de totale waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land.
Als het bbp toeneemt, spreken we van economische groei.

Het bbp wordt ook wel het nationaal inkomen genoemd

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Begrotingstekort
Een begrotingssaldo is het verschil tussen de verwachte inkomsten en uitgaven.
Er is sprake van een begrotingstekort als er meer geld wordt uitgegeven dan er inkomsten zijn.
De landen in Europa hebben afgesproken dat hun begrotingstekort niet te hoog mag zijn elk jaar


Als er meer inkomsten zijn dan uitgaven noemen we dan een begrotingsoverschot

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 4a
  1. In 2008 is de staatschuld 360 miljard euro
  2. In 2021 is de staatschuld 502 miljard euro
  3. 502 miljard - 360 miljard = 142 miljard euro hoger
  4. Terug naar de tekst -> Met welk getal moet ik vergelijken?
  5. 360 miljard euro
  6. 142 miljard /360 miljard x 100% = 39,4% is de staatschuld hoger in 2021 dan in 2008

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 4b
In de jaren dat de rijksoverheid een begrotingsoverschot had, daalde de staatsschuld.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 4c
  1. We betalen 3,7 miljard euro aan rente. 
  2. De staatschuld bedraagt 502 miljard euro in 2021
  3. Hoeveel is 3,7 miljard in procenten van 502 miljard?
  4. € 3,7 miljard ÷ € 502 miljard × 100% = 0,74%

Slide 31 - Tekstslide

Inkomsten van het rijk


De belangrijkste inkomsten van het rijk zijn:
belastingen:
  • Kostprijsverhogende belastingen (indirecte belastingen)
  • Belastingen op inkomen, winst en vermogen (directe belastingen).
Andere inkomsten van het Rijk de niet-belastingontvangsten, zoals aardgasbaten, winst uit staatsbedrijven en boetes.

Slide 32 - Tekstslide

Directe belastingen
Directe belastingen worden direct aan de Belastingdienst betaald.

Directe belastingen = belasting over inkomen, winst en vermogen (bijv. loonbelasting en vennootschapsbelasting).

Slide 33 - Tekstslide

Indirecte belastingen


Kostprijsverhogende belastingen zijn indirecte belastingen, bijvoorbeeld accijns en btw. 
Die zijn verwerkt in de prijs die je als consument betaalt aan de leverancier. 
Die draagt deze belasting af aan de overheid.
Je noemt ze indirecte belastingen omdat je ze via de leverancier aan de overheid betaalt.


Slide 34 - Tekstslide

Directe en Indirecte belasting
Indirecte belastingen
- BTW
- Accijns

Directe belastingen
-Loon en inkomstenbelasting
-Vennootschapsbelasting





Slide 35 - Tekstslide

Aan de slag
Afmaken paragraaf 5.4
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken -> Herhalingsopdrachten maken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd --> bespreken opdracht 4

Slide 36 - Tekstslide