In de vorige paragraaf hebben we over atomen en isotopen geleerd. Isotopen kunnen zowel stabiel als instabiel zijn. Bij instabiele isotopen worden deeltjes spontaan vanuit de atoomkernen met een hoge snelheid weggeschoten. Dit noemen we straling. Stoffen waarbij dit gebeurt noemen we radioactief.
De oorspronkelijke radioactieve kern noemen we de
moederkern en de kern die na de straling overblijft
noemen we de dochterkern. Het proces van het verloop van moederkern naar dochterkern noemen we het (kern)verval. Het kan zo zijn dat de dochterkern op haar beurt weer radioactief is en vervalt. In de afbeelding hiernaast zie je het verval van meerdere moederkernen in de tijd.
Isotopen die geen straling uitzenden, zijn stabiel.
Slide 11 - Tekstslide
Alfa, beta & gammastraling
Bij alfastraling breekt een helium-4 kern van de moederkern af. We kunnen het op de volgende manier noteren:
Een voorbeeld waarbij alfastraling vrijkomt, is het verval van polonium-214 in de volgende vervalvergelijking:
Betastraling is er in twee soorten, β- en β+-straling. Bij de eerstgenoemde straling komt een elektron uit de kern vrij. We noemen dit ook wel eens simpelweg β--straling. Notatie is als:
Bij β+-straling komt het antideeltje van het elektron vrij, een positron. Notatie is als:
Deze deeltjes komen vrij door het verval van een neutron en een proton:
Gammastraling bestaat uit lichtdeeltjes, fotonen genaamd, met een hoge energie. Notatie is als volgt:
Wanneer een deeltje vervalt met gammastraling, verandert het massagestal en atoomnummer niet. De hoeveelheid energie van het deeltje verandert wel door uitzending van een gamma-foton.
24He24α
01n→11p+−10e−
10e10β+
00γ
84214Po→82210Pb+24He
−10e−10β−
11p→01n+10e+
Slide 12 - Tekstslide
Door nu wel je BINAS te gebruiken, welke straling hoort bij het verval van uranium-235?
A
Alfa
B
Beta
C
Gamma
D
Asjemenou, hij is stabiel.
Slide 13 - Quizvraag
Door nu wel je BINAS te gebruiken, welke straling hoort bij het verval van kwik-205?
A
Alfa
B
Beta
C
Gamma
D
Asjemenou, hij is stabiel.
Slide 14 - Quizvraag
Geschiedenis van de Aarde
Slide 15 - Tekstslide
The fossil record
Slide 16 - Tekstslide
Halveringstijd
Nt=N0⋅(21)t21t
t½ = 10 uur
Slide 17 - Tekstslide
Tabel 25A
Slide 18 - Tekstslide
Door nu wel je BINAS te gebruiken, zoek de halveringstijd van polonium-214 op.
A
3,2 μs
B
0,16 μs
C
0,16 ms
D
Asjemenou, hij is stabiel.
Slide 19 - Quizvraag
Door nu wel je BINAS te gebruiken, zoek de halveringstijd van radium-226 op.
A
1600 jaar
B
5,75 jaar
C
4,79 jaar
D
Asjemenou, hij is stabiel.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de halveringstijd van C-14?
A
5730 jaar
B
7530 jaar
C
3750 jaar
D
Asjemenou, hij is stabiel
Slide 21 - Quizvraag
Rf - 259 heeft een halveringstijd van 3 s. Na hoeveel seconden is er 87,5 % van de kernen vervallen?
A
6 s
B
12 s
C
9 s
D
15 s
Slide 22 - Quizvraag
Activiteit
De activiteit van een radioactieve bron is het aantal deeltjes dat in een bepaalde tijdseenheid vervalt. De grootheid hiervan is A en de SI-eenheid is Bq (Becquerel; uitspraak: Bek-ku-rel), wat staat voor aantal deeltjes (wat vervalt) per seconde. In formulevorm:
waarin:
A = activiteit (Bq)
N = aantal vervallen deeltjes (-)
t = tijdsduur (s)
Bekijk eens het (N,t)-diagram hieronder. Het is mogelijk om met behulp van dit diagram de activiteit A te bepalen op een tijdstip t.
A=−ΔtΔN
Slide 23 - Tekstslide
Raaklijn
Dat doen we met behulp van een raaklijn. Om de activiteit op tijdstip t = 5700 jaar te bepalen, tekenen we een raaklijn en gebruiken we de gegevens zoals in het diagram hiernaast staat. We gebruiken de formule:
De activiteit zelf is ook te berekenen met behulp van de halveringstijd met de volgende formule:
waarin:
At = activiteit op tijdstip t (Bq)
A0 = activiteit op tijdstip t = 0 (Bq)
t = tijdsduur (s)
t½ = halveringstijd (s)
We kunnen de activiteit ook uitrekenen met het aantal deeltjes N op een bepaald moment. Hiervoor gebruiken we deze formule:
waarin:
At = activiteit op tijdstip t (Bq)
Nt = aantal deeltjes op tijdstip t (-)
t½ = halveringstijd (s)
ln 2 = 0,69314718056.
Zie hiernaast instructie voor
invoeren om "ln 2" uit te rekenen:
1. Rood, 2. Groen, 3. Blauw
At=A0(21)t21t
At=t21Nt⋅ln2
Slide 25 - Tekstslide
Voorbeelden
Voorbeeld I: hieronder zien we het verval van een thalliumisotoop in een loodisotoop volgens de volgende kernvervalvergelijking:
We zien dat de hoeveelheid thalliumatomen in de tijd afneemt. Pb-207 is een stabiel isotoop en vervalt dus niet verder, dus daarom vervallen uiteindelijk alle thalliumatomen naar 10 miljoen loodatomen.
81207Tl→−10e+00γ+82207Pb
Slide 26 - Tekstslide
Voorbeelden
Een ander voorbeeld is het verval van een Bi-211-atomen. Bismut-211 vervalt met de volgende kernvervalvergelijking:
Echter, Tl-207 is niet stabiel en vervalt ook weer verder zoals we al op de volgende sheet zagen:
En uiteindelijk blijft het stabiele Pb-207 isotoop over.
Voorbeeld II: in de afbeelding hiernaast is het verloop van het verval van Bi-211 en Pb-207 weergegeven. Bi-211 vervalt met de karakteristieke lijn, maar Tl-207 volgt niet dezelfde lijn als in de vorige sheet.
.
Dat komt doordat Tl-207 zelf ook instabiel is en vervalt naar Pb-207. Daarom zal geen enkel Tl-207 atoom de 10 miljoen gaan halen.