- Naar dieren en dingen verwijs je met: waar + vz
- De hond waarmee ik wandel, heet Harry.
- De fiets waarop ik fiets, is geel.
- Naar mensen verwijs je met: vz + wie
- Sam, met wie ik graag afspreek, zit nog op school.
- Irene, met wie ik ga skiën, houdt van zwarte pistes.