$4 Overheid Sociale zekerheid

Ruilen over tijd H4
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ruilen over tijd H4

Slide 1 - Tekstslide

Is er in 2016 sprake van inflatie of deflatie?
A
Inflatie
B
Deflatie

Slide 2 - Quizvraag

Hoe groot is de schuld van de Amerikaanse overheid? ( in getallen)

Slide 3 - Open vraag

Hoeveel is de schuld van de overheid
per Nederlander?

Slide 4 - Open vraag

1. Consumenten stellen aankopen uit
2. Consumenten verwachten een verdere daling van de prijzen.
3. De product daalt
Wat is een logische volgorde?
A
deflatie -1 -2-3- afname economische groei
B
deflatie -2-1-3- afname economische groei
C
deflatie -1-3-2- afname economische groei
D
deflatie -3-2-1- afname economische groei

Slide 5 - Quizvraag

Een voorbeeld van een collectief goed is:
A
Autosnelweg
B
Bibliotheek
C
Concert van Simply Red
D
Dijk

Slide 6 - Quizvraag

Paragraaf 2.1
Inkomsten en uitgaven van de overheid

Slide 7 - Tekstslide

Directe belastingen
Indirecte belastingen
Belastingen over winst, inkomen en vermogen die direct aan de overheid worden afgedragen
Kostprijsverhogende belastingen die via de aankoop van producten en diensten indirect aan de overheid worden afgedragen

Slide 8 - Tekstslide

Directe belasting
Indirecte belasting
Geen belasting
Accijns
Btw
Snelheids-boetes
Vennootschaps-belasting
Gasbaten

Slide 9 - Sleepvraag

Sociale premies
Premies die geheven worden in verband met de sociale verzekeringen
Voorbeelden van sociale verzekeringen zijn de AOW, de Algemene nabestaandenwet en de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.

Slide 10 - Tekstslide

Begrotingstekort

Staatsschuld
Een begrotingstekort ontstaat als de overheid meer geld uitgeeft dan ze ontvangt. Andersom heb je ook een begrotingsoverschot
De staatsschuld is het totaal van de schulden van de centrale overheid, ofwel het Rijk. De overheidsschuld is nog hoger en bevat ook de schulden van de lagere overheden en de sociale verzekeringsintstellingen.

Slide 11 - Tekstslide

Verandering staatsschuld
Financieringssaldo
Het saldo van het begrotingstekort min de aflossingen. Dat is hier 5 miljard - 3 miljard = 2 miljard.

Slide 12 - Tekstslide

Publieke schuld

Private schulden
De schulden van de overheid noem je de publieke schuld. Op de afbeelding zie je de verandering van de staatsschuld (per Nederlander)
De schulden van gezinnen en bedrijven noem je private schulden

Slide 13 - Tekstslide

Stabiliteits- en groeipact
  • Begrotingstekort van de overheid niet hoger dan 3% van bbp
  • Staatsschuld lager dan 60% van bbp
Of de staatsschuld moet een daling in die richting vertonen. De staatsschuld als percentage van het bbp noem je de staatsschuldquote

Slide 14 - Tekstslide

De overheid kan door zich open te stellen voor afspraken met grote bedrijven over lagere belastingtarieven toch meer meer belastinginkomsten binnenkrijgen. Geef hiervoor 2 oorzaken.
timer
3:30

Slide 15 - Open vraag

De overheid kan ondanks afspraken over lagere belastingtarieven, toch meer belastingen innen, omdat:
-Grote multinationals zich anders hier helemaal niet zouden vestigen.
-BTW wordt ontvangen over de door de multinationals verkochte producten.
-Loon-en inkomstenbelasting van werknemer worden ontvangen.
-minder uitkeringen voor werklozennodig zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Welk gevaar loopt de overheid als er te grote verschillen ontstaan in vennootschapsbelasting per bedrijf in Nederland?
timer
2:30

Slide 17 - Open vraag

Wat zou socialist Ed Groot zo schandalig vinden aan deze afspraken?
timer
2:30

Slide 18 - Open vraag

Paragraaf 2.2
Sociale zekerheid

Slide 19 - Tekstslide

Stelsel van sociale zekerheid
Sociale voorzieningen zijn voorzieningen in de vorm van uitkeringen betaald uit belastinggeld. Deze voorzieningen zijn bedoeld voor mensen die geen inkomen hebben en geen uitkering krijgen via de sociale verzekeringen.
Volksverzekeringen zijn bedoeld voor iedereen. De belangrijkste is de AOW. Andere voorbeelden zijn de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de Wet langdurige zorg (Wlz)
Sociale verzekeringen zijn uitkeringen die betaald worden via het omslagstelsel. Je kunt ze in twee catogoriën opdelen: Volks- en werknemersverzekeringen.
Werknemersverzekeringen verzekeren werknemers tegen inkomensverlies bij ziekte (Ziektewet), werkloosheid (Werkloosheidswet) en deels arbeidsongeschiktheid (Wet inkomen naar arbeidsvermogen).
  • Participatiewet: Met deze wet wil het kabinet dat mensen met bijstand of handicap sneller en gemakkelijker aan het werk gaan
  • IAOW: Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
  • IOAZ: Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk gewezen zelfstandigen.
  • Tw: Toeslagenwet
  • AKW: Algemene Kinderbijslagwet
Werkenden nu betalen premies, in diezelfde periode worden de premies gebruikt om de uitkeringen van bijvoorbeeld de AOW te betalen.

Slide 20 - Tekstslide

Sociale voorzieningen
Sociale verzekeringen
AOW
Kinderbijslag
Bijstand
Ziektewet

Slide 21 - Sleepvraag

Solidariteitsbeginsel

Intergenerationele solidariteit

Bij de sociale zekerheid worden de risico's door alle deelnemers gedeeld. Het recht op uitkering is niet afhankelijk van uitkering
Solidariteit tussen generaties doordat de huidige werkende generatie de AOW voor de gepensioneerde generatie betaald.
De sociale premies in procenten van het totale binnenlands inkomen

Slide 22 - Tekstslide

Omslagstelsel
  • Solidariteit tussen generaties komt vooral tot uiting in de AOW (algemene ouderdomswet). 
  • Dit wordt gefinancierd door het omslagstelsel. D.w.z. de huidige uitkeringen worden gefinancierd door de huidige premiebetalers.
  • Vanwege de vergrijzing is besloten de AOW-leeftijd te verhogen.

Slide 23 - Tekstslide

In een land dat volgens het omslagstelsel uitkeringen betaalt, werken in 2018 11 miljoen mensen met een gemiddeld inkomen van €33.000 per jaar. Deze werkenden betalen de uitkeringen van 2,5 miljoen
uitkeringsgerechtigden.
Bereken de premiedruk in 2018
timer
2:00

Slide 24 - Open vraag

In een land dat volgens het omslagstelsel uitkeringen betaalt, werken in 2018 11 miljoen mensen met een gemiddeld inkomen van €33.000 per jaar. Deze werkenden betalen de uitkeringen van 2,5 miljoen uitkeringsgerechtigden.
Bereken premiedruk 2023.
timer
3:00

Slide 25 - Open vraag

Kapitaaldekkingsstelsel
Eigen (particuliere) pensioenen worden gefinancierd door het kapitaaldekkingsstelsel: tijdens je werkende periode betaal je premie, zodat je daar na je pensioen een uitkering uit kunt krijgen. Je spaart als het ware voor je eigen pensioen.

Slide 26 - Tekstslide

Noem twee oplossingen voor het remmen van de premiedruk in een land.
timer
2:30

Slide 27 - Open vraag

Paragraaf 2.3
Samenwerken aan een toekomst

Slide 28 - Tekstslide

AOW

Slide 29 - Woordweb

Waarde- & welvaartsvast
  • Welvaartsvast: uitkering stijgt mee met het gemiddelde loonniveau. 
  • Waardevast: uitkering stijgt mee met het gemiddelde prijsniveau. 

Slide 30 - Tekstslide

Degene die premie betaalt, bouwt kaptiaal voor zichzelf voor later op. De premie gaat vaak naar pensioensverzekeraar, die probeert het ingelegde bedrag te vergroten door rente of beleggen.

Slide 31 - Tekstslide

Waardevast pensioen

Welvaartsvast pensioen
De hoogte van de uitkering stijgt procentueel mee met de gemiddelde prijsstijging (inflatie)
De hoogte van de uitkering stijgt procentueel mee met de gemiddelde loonstijging

Slide 32 - Tekstslide

Mate waarin een pensioenfonds haar toekomstige uitkeringen kan financieren met de huidige waarde van het vermogen

Slide 33 - Tekstslide

De rekerente is hier 2%
600 mln* 1,02^25= 984,36 mln

De dekkingsgraad is 984,36 / 900 * 100= 109,37%
900 mln / 1,02^25 = 548,58 mln

De dekkingsgraad is 600 / 548,58 * 100= 109,37%

Slide 34 - Tekstslide

Stel dat een pensioenfonds over 20 jaar een uitkeringsverplichting heeft van €680 mln. De rekenrente bedraagt 1,8%. Het huidige vermogen is € 500 mln.

Bereken het dekkingspercentage.
timer
3:00

Slide 35 - Open vraag

Stel dat een pensioenfonds over 20 jaar een uitkeringsverplichting heeft van €680 mln. De rekenrente bedraagt 1,8%. Het huidige vermogen is € 500 mln.

Bereken het bedrag dat het pensioenfonds nu in kas zou moeten
hebben om een dekkingspercentage van 110% te hebben.
timer
4:00

Slide 36 - Open vraag

Bezuinigen op de AOW-uitkeringen kan door middel van:
A
Overstap van omslagstelsel naar kapitaaldekkingsstelsel in combinatie met een waardevaste uitkering.
B
Overstap van omslagstelsel naar kapitaaldekkingsstelsel in combinatie met een welvaartsvaste uitkering.
C
Overstap van kapitaaldekkingsstelsel naar omslagstelsel in combinatie met een waardevaste uitkering.
D
Overstap van kapitaaldekkingsstelsel naar omslagstelsel in combinatie met een welvaartsvaste uitkering.

Slide 37 - Quizvraag

Welke bewering is onjuist:
A
Investeren door de overheid is het verschuiven van belastingbetalingen over tijd.
B
Het verschuiven van betalingen door door de overheid over tijd is een vorm van collectieve investeringen.
C
Het overhevelen van belastinginkomsten is een vorm van ruilen over tijd door de overheid
D
Investeren door de overheid is het overhevelen van toekomstige belastingopbrengsten naar het heden.

Slide 38 - Quizvraag

Bij een waardevaste uitkering blijft de reële waarde van de uitkering gelijk. 

Bij een welvaartsvaste uitkering 
stijgt de reële waarde van 
de uitkering als de lonen 
meer stijgen dan de prijzen.

Slide 39 - Tekstslide

Korte terugblik
  • Financiën overheid
  • Sociale zekerheid
  • AOW

Slide 40 - Tekstslide