Hoofdstuk 1 Nederlands in gang

Leerdoel Hoofdstuk 1
You're able to:
  • introduce yourself and tell where you live: Ik kan mezelf voorstellen.
  • count to 20: Ik kan tot 20 tellen.
  •  use the verbs luisteren, hebben and zijn  in the present time: Ik kan de werkwoorden hebben, zijn en luisteren gebruiken in de tegenwoordige tijd.

You know
  • the difference between u and jij. Ik ken het verschil tussen u en jij.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2WOHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Leerdoel Hoofdstuk 1
You're able to:
  • introduce yourself and tell where you live: Ik kan mezelf voorstellen.
  • count to 20: Ik kan tot 20 tellen.
  •  use the verbs luisteren, hebben and zijn  in the present time: Ik kan de werkwoorden hebben, zijn en luisteren gebruiken in de tegenwoordige tijd.

You know
  • the difference between u and jij. Ik ken het verschil tussen u en jij.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

The e from zee, eb, zeer and een sound different

zee - bee, cee, dee, ee, gee, pee, tee, vee, wee, 

eb - ef, el, em, en, er, es, zet

Hoofdstuk 1
voorstellen en informatie vragen
landen / talen / nationaliteiten
telwoorden
alfabet
spellen
personaal pronomen + werkwoorden
zinsaccent

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

blz. 18

Slide 4 - Tekstslide

The e from zee, eb, zeer and een sound different

zee - bee, cee, dee, ee, gee, pee, tee, vee, wee, 

eb - ef, el, em, en, er, es, zet

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

personaal pronomen
ik 
jij/je 
u
hij, zij/ze, het
wij/we
jullie
zij/ze
ik werk
je werkt / werk je
u werkt
hij / ze werkt
we werken
jullie werken
ze werken
personaal pronomen
werkwoord
t?
nooit
soms
altijd
altijd
infinitief
infinitief
infinitief
blz. 24

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quizlet
https://quizlet.com/nl/218836453/hoofdstuk-1-nederlands-in-gang-nederlands-engels-flash-cards/?i=1zl84x&x=1jqt

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

personaal pronomen
ik luister
je luistert / luister je?
u luistert
hij/ze luistert
we luisteren
jullie luisteren
ze luisteren
personaal pronomen
werkwoord
schrijfwijze
nooit
soms
altijd
altijd
infinitief
infinitief
infinitief
ik 
jij/je 
u
hij, zij/ze, het
wij/we
jullie
zij/ze

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

personaal pronomen
heb
je hebt / heb je?
u hebt (of heeft)
hij / ze heeft 
we hebben
jullie hebben
ze hebben
personaal pronomen
wekwoord
schrijfwijze
nooit
soms
altijd
altijd
infinitief
infinitief
infinitief
ik 
jij/je 
u
hij, zij/ze, het
wij/we
jullie
zij/ze

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

personaal pronomen
ik ben
je bent / ben je?
u bent
hij / ze is
we zijn
julie zijn
ze zijn
schrijfwijze
nooit
soms
altijd
altijd
infinitief
infinitief
infinitief
personaal pronomen
wekwoord
ik 
jij/je 
u
hij, zij/ze, het
wij/we
jullie
zij/ze

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

simpel, kort, lang
simpel - type S

drop -en

denken - ik denk
kort - type K

drop -en
drop 1 consonant

lang - type L

drop -en
add 1 vowel

kennen - ik ken
leren - ik leer
blz. 24

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

simpel, kort, lang
simpel - type S




ik denk
je denkt / denk je?
u denkt
hij denkt
ze denkt
we denken
jullie denken
ze denken

kort - type K



lang - type L



ik ken
je kent / ken je?
u kent
hij kent
ze kent
we denken
jullie denken
ze denken
ik leer
je leert / leer je?
u leert
hij leert
ze leert
we leren
jullie leren
ze leren

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dag Anna. ______ woon in Alkmaar.
A
ik
B
je
C
ze

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woon ______ ook in Alkmaar?
A
wij
B
je
C
zij
D
jij

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik woon in Alkmaar. Woon ______ ook in Alkmaar?
A
wij
B
je
C
zij
D
jij

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De andere docent is Paul. ___ komt uit Engeland.
A
Hij
B
Wij
C
Jij

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hans en Freek, hebben ___ een boek?
A
hij
B
jullie
C
ik
D
we

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw, woont ___ op nummer 24?
A
ze
B
hij
C
u
D
we

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is pauze. ___ stoppen even.
A
Ik
B
We
C
Je
D
U

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

het alfabet

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kort of lang
spreken
passen
maken
bakken
halen
pakken

praten
eten
weten
kennen
leren
zitten

spelen
spellen
horen
rollen
kopen
bellen
huren
koken
wonen
leven
lezen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kort of lang
spreken - L
passen - K
maken - L
bakken - K
halen - L
pakken - K

praten - L
eten - L
weten - L
kennen - K
leren - L
zitten - K

spelen - L
spellen - K
horen - L
rollen - K
kopen - L
bellen - K
huren - L 
koken - L
wonen - L
leven - L
lezen - L

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kort of lang
spre-ken - L
pas-sen - K
ma-ken - L
bakken - K
ha-len - L
pak-ken - K

pra-ten - L
e-ten - L
we-ten - L
ken-nen - K
le-ren - L
zit-ten - K

spe-len - L
spel-len - K
ho-ren - L
rol-len - K
ko-pen - L
bel-len - K
hu-ren - L 
ko-ken - L
wo-nen - L
le-ven - L
le-zen - L

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ik - 1e pers. enkelvoud
ik spreek
ik pas
ik maak
ik bak
ik haal
ik pak

ik praat
ik eet
ik weet
ik ken
ik leer
ik zit

ik speel
ik spel
ik hoor
ik rol
ik koop
ik bel
ik huur 
ik kook
ik woon
ik leef
ik lees

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

je - 2e pers. enkelvoud
je spreekt
je past
je maakt
je bakt
je haalt
je pakt

je praat
je eet
je weet
je kent
je leert
je zit

je speelt
je spelt
je hoort
je rolt
je koopt
je belt
je huurt
je kookt
je woont
je leeft
je leest

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hij - 3e pers. enkelvoud / copy, paste
hij spreekt
hij past
hij maakt
hij bakt
hij haalt
hij pakt

hij praat
hij eet
hij weet
hij kent
hij leert
hij zit

hij speelt
hij spelt
hij hoort
hij rolt
hij koopt
hij belt
hij huurt
hij kookt
hij woont
hij leeft
hij leest

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

we, jullie, ze - meervoud / copy, paste
spreken
passen
maken
bakken
halen
pakken

praten
eten
weten
kennen
leren
zitten

spelen
spellen
horen
rollen
kopen
bellen
huren
koken
wonen
leven
lezen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

simpel of kort of lang
vragen
spellen
antwoorden
zeggen
spelen
snappen
begrijpen
vergeten
kussen


verhuizen
denken
dromen
doen
gaan
fantaseren
pakken
communiceren
hopen
bdoelen
bellen
adviseren
kammen
geloven

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

simpel of kort of lang
vragen - L
spellen - K
antwoorden - S
zeggen - K
spelen - L
snappen - K
begrijpen - S
vergeten - S
kussen - K


verhuizen - S
denken - K
dromen - L
doen - S
gaan - S
fantaseren - S
pakken - K
communiceren - S
hopen - L
bedoelen - S
bellen - K
adviseren - S
kammen - K
geloven - L

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 2 en 3
Blz. 24 en 25
opdracht 2 en 3
blz. 24

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tellen 
blz. 25

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

huiswerk

_Log in op: www.coutinho.nl
-Leer de woorden.
-Gebruik drie nieuwe woorden.
Tel!
-Lees prijzen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zinsaccent

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies