Grammatica D+H kiezers

Leerstof chapitre 6 toetsweek
- Niet kiezers: Vocabulaire E+F (F-N) (pagina 79), Grammaire H (dit document leren!!), Phrases clés G F-N (pagina 80)

- Kiezers: Vocabulaire A+B (F-N + N-F) (pagina 78, Grammaire D (denk ook aan je eigen woordenlijst met bijvoeglijk naamwoorden) + H (pagina 81), Phrases-clés C N - F (pagina 80)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerstof chapitre 6 toetsweek
- Niet kiezers: Vocabulaire E+F (F-N) (pagina 79), Grammaire H (dit document leren!!), Phrases clés G F-N (pagina 80)

- Kiezers: Vocabulaire A+B (F-N + N-F) (pagina 78, Grammaire D (denk ook aan je eigen woordenlijst met bijvoeglijk naamwoorden) + H (pagina 81), Phrases-clés C N - F (pagina 80)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Woordvolgorde Frans
(plaats/tijd) 
+ Onderwerp      (wie/wat?)
+ Alle werkwoorden 
+ Lijdend Voorwerp 
+ Meewerkend Voorwerp 
(plaats/tijd)
          = zitten altijd in een zin



Slide 3 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is het deel van de zin dat niet zelf handelt of actief is, maar dat de handeling ondergaat. 

Eva heeft een cadeau aan haar broer gegeven vanavond
Wat is het lijdend voorwerp?
EEN CADEAU


Slide 4 - Tekstslide

Meerwerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen

Eva heeft een cadeau aan haar broer gegeven vanavond
Wat is het meewerkend voorwerp?
AAN HAAR BROER

Slide 5 - Tekstslide

Er is een vaste woordvolgorde in het Frans
(plaats/tijd) ondw + alle werkwoorden + LV + MV + (plaats/tijd)

Ce soir, Eva a donné un cadeau à son frère



Slide 6 - Tekstslide

Woordvolgorde Frans
(plaats/tijd) + ondw + alle werkwoorden + LV + MV + (plaats/tijd)

Morgen ga ik een jurk kopen
Je vais acheter une robe demain

Slide 7 - Tekstslide

Woordvolgorde Frans
Hoe maak je een zin ontkennend in het Frans?
ne... pas de (niet) 
ne ... pas encore de (nog niet)
ne ... jamais de (nooit)
ne ... plus de (niet meer)
ne ... rien de (niets)

Slide 8 - Tekstslide

Woordvolgorde Frans: ontkenning
(plaats/tijd) ondw + ontk+ eerste werkwoord+ ontk + andere werkwoorden + LV + MV + (plaats/tijd)

Vanavond, heeft Eva geen cadeau aan haar broer gegeven
Ce soir, Eva n'a pas donné de cadeau à son frère.

Slide 9 - Tekstslide

Woordvolgorde Frans: ontkenning
(plaats/tijd) ondw + ontk+ eerste werkwoord+ ontk + ander werkwoord+ lv + mv + (plaats/tijd)

Morgen ga ik geen jurk kopen.
Je ne vais pas acheter de robe demain.

Ik koop geen jurk vandaag
Aujourd'hui Je n'achète pas de robe 

Slide 10 - Tekstslide

Woordvolgorde Frans: tijd
Tijd: staat aan het begin van de zin of aan het einde

Ik heb gisteren een appel gegeten
Hier, j'ai mangé une pomme
Ik ga morgen een pizza eten
Je vais manger une pizza demain

Slide 11 - Tekstslide

Woordvolgorde: bien, mal, souvent, toujours, beaucoup, déjà (bmstbd)
(plaats/tijd) ondw + EERSTE WERKWOORD + BMSTBD + (ander werkwoord)+ LV + MV + (plaats/tijd) 

Ik houd er altijd van om met mijn vrienden naar de stad te gaan
J'aime toujours aller en ville avec mes copains

Ik koop geen jurk
Je ne vais pas souvent au théatre (komt na de ontkenning!!)

Slide 12 - Tekstslide

Grammaire D vergelijken en beschrijven (kiezers)
Buts:
-Je kunt iemand beschrijven
-Je kunt vergelijkingen maken tussen personen

Zorg dat je de lijst met bijvoeglijk naamwoorden uit je hoofd leert.



Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Woorden om te vergelijken/ beschrijven. Zorg dat je deze kent voor de toets.
grand(e)(s)
groot
mince(s)
slank
petit(e)(s)
klein
jeune(s)
jong
intelligent(e)(s)
intelligent
beau(x) / belle(s)
mooi/knap
âgé(e)(s)
oud
gros(se)(s)
dik
fort(e)(s)
sterk

Slide 15 - Tekstslide

Weet je nog de uitgangen?
PETIT              PETITS                  PETITE            PETITES

Slide 16 - Tekstslide

Vergelijkingen in het Frans:
Je vergelijkt (in dit geval) mensen met elkaar 

In het Frans maak je een vergelijking op de volgende manier:
MOINS / AUSSI / PLUS + bijvoeglijk naamwoord + QUE

Of je MOINS, AUSSI of PLUS moet gebruiken, hangt af van de vergelijking die je wilt maken.

 

Slide 17 - Tekstslide

Vergelijkingen in het Frans, voorbeelden
Sophie (v) est MOINS grande que ma soeur
Sophie is minder groot dan mijn zus
Julien (m) est AUSSI grand que son père
Julien is even groot als zijn vader
Amélie (v) est PLUS grande qu'Emma
Amélie is groter dan Emma
Les garçons sont plus forts qu'Astérix et Obélix
De jongens zijn sterker dan Astérix en Obélix
Les filles sont aussi courageuses que les garçons.
De meisjes zijn even moedig als de jongens
Les filles et garçons sont moins courageux que Superman
De meisjes en jongens zijn minder moedig dan Superman

Slide 18 - Tekstslide

Uitzondering: beter dan..





Je gebruikt dan geen 'plus'....  (of plus bon)
-Mbappé est meilleur que Neymar
-Beyoncé est meilleure qu'Ariane Grande

meilleur
Beter dan; mnl enkelvoud
meilleure
Beter dan; vrl enkelvoud
meilleurs 
Beter dan; mnl en m/v meervoud
meilleures
Beter dan; vrl meervoud

Slide 19 - Tekstslide