Hoofdzinnen en voegwoorden

Hoofdzinnen en voegwoorden
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdzinnen en voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
De afgelopen weken hebben we het gehad over de woordvolgorde in een zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

Is de woordvolgorde in de zin juist?
Ik eet graag pannenkoeken.
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quizvraag

Is de woordvolgorde in de zin juist?
Lust geen patat Sarah .
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Is de woordvolgorde in de zin juist?
Ray heeft trek.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Is de woordvolgorde in de zin juist?
Is populair het recept.
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Doel
Aan het einde van deze les :
  • Weet je de functie van voegwoorden.
  • Kun je hoofdzinnen verbinden door de voegwoorden ‘en’, ‘of’, ‘maar’, ‘want’, ‘dus’.
  • Weet je wanneer je wel of geen komma voor voegwoorden moet schrijven.


Slide 7 - Tekstslide

Hoofdzin en voegwoorden
Voegwoorden maken van twee losse zinnen één zin.

Bijvoorbeeld:
  • Ik kan niet naar school. Ik ben ziek.
  • Ik kan niet naar school, want ik ben ziek. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdzin en voegwoorden
Voetwoorden die je kunt gebruiken om twee (hoofd)zinnen aan elkaar te koppelen zijn:

Slide 9 - Tekstslide

Betekenis van deze voegwoorden

En = aanvulling
Maar = tegenstelling
Want = oorzaak/ gevolg
Dus = conclusie
of = keuze

Slide 10 - Tekstslide

(tegenstelling)
Ik eet geen fruit, ...... wel groente.
A
en
B
maar
C
want
D
dus

Slide 11 - Quizvraag

(reden)
Ik eet geen fruit, ...... ik krijg er maagpijn van.
A
en
B
maar
C
want
D
dus

Slide 12 - Quizvraag

(aanvulling)
Ik eet geen fruit ...... ook geen groente.
A
en
B
of
C
want
D
dus

Slide 13 - Quizvraag

(keuze)
Ik eet geen fruit ...... groente.
A
en
B
of
C
dus
D
dus

Slide 14 - Quizvraag

(conclusie)
Ik eet geen fruit, ...... ik eet groente.
A
en
B
of
C
dus
D
maar

Slide 15 - Quizvraag

Komma voor een voegwoord

Slide 16 - Tekstslide

Komma voor een voegwoord
Je schrijft bijna altijd een komma (,) voor een voegwoord.
Dit komt omdat je twee zinnen aan elkaar voegt.

Voor de voegwoorden ’en’ en ’of’ zet je bijna nooit een komma.


Slide 17 - Tekstslide

Kijk maar...

Slide 18 - Tekstslide

Is de zin correct?
Ik drink koffie en thee.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Is de zin correct?
Wij bakken een taart, want de juf is jarig.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Is de zin correct?
Daan wil wel chocolade eten, maar hij geen koffie wil drinken.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Is de zin correct?
Dit is mijn favoriete gerecht, want er zit veel groente in.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Maak de zin af:
Ik drink thee en

Slide 23 - Open vraag

Maak de zin af:
Ik drink thee, maar

Slide 24 - Open vraag

Maak de zin af:
Ik drink thee dus

Slide 25 - Open vraag

Maak de zin af:
Ik drink thee of

Slide 26 - Open vraag

Let op!
  • Na het voegwoord gebruik je geen hoofdletter.
  • Na de komma komt altijd een spatie. Voor de komma juist niet. Behalve bij getallen: 12,25, 1,5, 3,65 enzovoort.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link