Persoonsvorm

Welkom!
Vandaag gaan we aan de slag met 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Vandaag gaan we aan de slag met 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm altijd?
A
Een zelfstandig naamwoord
B
Een bijvoeglijk naamwoord
C
Een werkwoord
D
Een voorzetsel

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heeft elke zin een persoonsvorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tom een scheur.'
A
zijn
B
Tom
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
'Houd eens je mond.'
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens
D
je mond

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Drie manieren:
Je kunt de persoonsvorm op drie manieren vinden:
Die snelle ober gooide per ongeluk het verse sapje over die meneer heen.

1) Tijdproef - maak van tegenwoordige tijd - verleden tijd of andersom. 
Die snelle ober gooit per ongeluk het verse sapje over die meneer heen.
2) Vraagproef - maak de zin vragend
Gooide die snelle ober per ongeluk het verse sapje over die meneer heen?
3) Getalsproef - maak van enkelvoud - meervoud of andersom.
Gooiden die snelle obers per ongeluk het verse sapje over die meneer heen?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen, gebruik deze strepen | om de verdeling aan te geven.

Vorig jaar las ik dit dikke boek in een week uit!

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen vinden

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm en zet deze tussen 2 streepjes: 
je hebt het eerste zinsdeel al gevonden!

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2: welke woorden kunnen vóór de persoonsvorm staan? Puzzelen en schuiven maar!

De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven

  • De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
  • Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
  • Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven


De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven

Slide 10 - Tekstslide

Na deze slide zijn twee routes mogelijk:

1. naar het online schoolbord (link in volgende dia), en hier meeschrijven met de antwoorden van de leerlingen.

2. De leerlingen laten vertellen en met de dia's 14-16 nog eens kort uitleggen en illustreren hoe het werkt.

De dokter | heeft | aan de patiënt | een pijnlijke prik | gegeven


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


1. zoek eerst de persoonsvorm (pv)
2. zoek welke zinsdelen er vóór de persoonsvorm passen
3. plaats zinsdeelstrepen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De baby slaapt zacht

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies