In deze les leer je 3 soorten bijvoeglijke naamwoorden herkennen:
de 'gewone' bijvoeglijk naamwoorden
stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden
bijvoeglijk naamwoorden die gemaakt zijn van een werkwoord
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Bijvoeglijke naamwoorden
In deze les leer je 3 soorten bijvoeglijke naamwoorden herkennen:
de 'gewone' bijvoeglijk naamwoorden
stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden
bijvoeglijk naamwoorden die gemaakt zijn van een werkwoord
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we in deze les doen?
Huiswerk bespreken
Uitleg bijvoeglijk naamwoorden
Oefenen en huiswerk
Slide 2 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
H1, opdr. 1 en 2
Slide 3 - Tekstslide
Uitleg: bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord:
staat meestal voor het zn de rode loper, die grappige cabaretier gisteren met leuke taalspelletje
soms staat het verderop in de zin Die zangeres is echt goed en bij het grote publiek bekend
heeft vaak een korte en een lange vorm (knap-knappe) de knappe jongen, een knap gezicht
kent de trappen van vergelijking: groot - groter - grootst
Slide 4 - Tekstslide
Uitleg: stoffelijk bn
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en maar niet altijd houten, katoenen, ijzeren, maar: aluminium, titanium
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor het zn. Het houten kruis, de loden pijp, de vilten hoed
Het heeft géén trappen van vergelijking
Slide 5 - Tekstslide
Uitleg: bn van een werkwoord
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van een werkwoord. de beslissende goal, het gebroken kopje, de wedstrijd is beslist
Slide 6 - Tekstslide
Oefening
Log in bij LessonUp
Slide 7 - Tekstslide
Benoem de woordsoorten: Woordsoorten zijn lastig.
'Woordsoorten' is
A
zn
B
lw
C
bn
Slide 8 - Quizvraag
Benoem de woordsoorten: Woordsoorten zijn lastig.
'lastig' is
A
zn
B
lw
C
bn
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord? 'Judith trok een vragend gezicht.'
A
vragend
B
trok
C
gezicht
D
Judith
Slide 10 - Quizvraag
Benoem de woordsoorten: Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?