In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Plattegrond van meneer Biesheuvel
Planning van het eerste uur:
Grammatica
Planning van het tweede uur:
Grammatica
Aan het einde van deze les:
weet ik hoe ik het lijdend voorwerp vind;
heb ik een oefentoets grammatica gemaakt.
WELKOM1A :)
Slide 1 - Tekstslide
Even opfrissen
het werkwoordelijk gezegde
het onderwerp van de zin
Slide 2 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin +
Splitsbare werkwoorden (omspoelen - ik spoel het glas om)
'Aan het' (ik ben aan het fietsen)
'Te' (ik zit te gamen)
Slide 3 - Tekstslide
Tijdens de koude winterstorm was de grijze man ontzettend veel oude postzegels aan het inplakken in zijn verouderde verzamelboek.
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
A
was
B
was verouderde
C
was aan het inplakken
D
tijdens was aan het inplakken verouderde
Slide 4 - Quizvraag
Hoe vind je het onderwerp?
1. Onderwerpsproef - verander de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud. Welk woord verandert er mee?
De olifant rent --> De olifanten rennen
2. Vraagzin maken - wie/wat + gezegde?
De olifant rent --> Wie rent? De olifant.
Slide 5 - Tekstslide
Dit was de herhaling.
Nu de nieuwe stof!
Slide 6 - Tekstslide
Het onderwerp is de 'hoofdrolspeler' van de zin. Het onderwerp 'doet' of 'is' iets.
De olifant loopt. De man koopt een boek. Het boek ligt op tafel. In Afrika staat de boerderij. De vrouw is oud. De leerling snapt dit. Op de bank ligtde hond lekker te slapen. Het weer is goed.
Slide 7 - Tekstslide
Tijdens de koude winterstorm was de grijze man ontzettend veel oude postzegels aan het inplakken in zijn verouderde verzamelboek.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
de koude winterstorm
B
de grijze man
C
oude postzegels
D
zijn verouderde verzamelboek
Slide 8 - Quizvraag
En dan nu: het lijdend voorwerp.
Niet de hoofdpersoon dus (dat is het onderwerp al).
Maar wat dan wel?
Slide 9 - Tekstslide
En dan nu: het lijdend voorwerp.
Niet de hoofdpersoon dus (dat is het onderwerp al).
Maar wat dan wel?
Het onderwerp doet iets met het lijdend voorwerp.
Slide 10 - Tekstslide
Hij repareert zijn fiets.
Hij = onderwerp
zijn fiets = lijdend voorwerp
De fiets heeft niets in te brengen, die wordt gerepareerd, of hij dat nu wil of niet! Het onderwerp (hij) doet iets met de fiets.
Slide 11 - Tekstslide
Mijn ouders kopen een huis.
Mijn ouders = onderwerp
een huis = lijdend voorwerp
Het huis heeft niets in te brengen, die wordt gekocht, of hij dat nu wil of niet! Het onderwerp (mijn ouders) doen iets met het huis.
Slide 12 - Tekstslide
Ik geef jou een compliment.
Ik = onderwerp
een compliment = lijdend voorwerp
Het compliment heeft niets in te brengen, die wordt gegeven, of hij dat nu wil of niet! Het onderwerp (ik) doet iets met het compliment.
Slide 13 - Tekstslide
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Vraagzin maken.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.
Slide 14 - Tekstslide
De jongen pakt de laptop.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Slide 15 - Tekstslide
De jongen pakt de laptop.
Wat is het onderwerp?
Slide 16 - Open vraag
De jongen pakt de laptop.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 17 - Open vraag
De jongen pakt de laptop.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakt de jongen?
Wat pakt de jongen?
Slide 18 - Tekstslide
De jongen pakt de laptop.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakt de jongen?
Wat pakt de jongen?
De jongen pakt de laptop.
Slide 19 - Tekstslide
Na de koude nieuwjaarsduik pakte Ron gelijk zijn handdoek uit zijn tas.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Slide 20 - Tekstslide
Na de koude nieuwjaarsduik pakte Ron gelijk zijn handdoek uit zijn tas.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakte Ron?
Wat pakte Ron?
Slide 21 - Tekstslide
Na de koude nieuwjaarsduik pakte Ron gelijk zijn handdoek uit zijn tas.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakte Ron?
Wat pakte Ron?
Ron pakte zijn handdoek.
Slide 22 - Tekstslide
Individueel werken
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 15 t/m 19 + 22t/m 24 + 26 (online)
Hoe
Individueel, in stilte
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp, daarna mag je je vinger opsteken en dan kom ik langs
Tijd
Ongeveer 20 minuten
Uitkomst
We bespreken straks de eerste opdrachten.
Klaar
Maak Test jezelf van Grammatica 3.7
Slide 23 - Tekstslide
Plattegrond van meneer Biesheuvel
Planning van het eerste uur:
Grammatica
Planning van het tweede uur:
Grammatica
Aan het einde van deze les:
weet ik hoe ik het lijdend voorwerp vind;
heb ik een oefentoets grammatica gemaakt.
WELKOM1A :)
Slide 24 - Tekstslide
Inhalen toetsen
Cijfers toetsen
Slide 25 - Tekstslide
Stappenplan zinsontleding
Ga je zinsdelen benoemen? Werk altijd in deze volgorde:
1. Onderstreep de pv
tijdproef
2. Verdeel de zin in zinsdelen
zinsdeelproef
3. Benoem het werkwoordelijk gezegde
alle werkwoorden in de zin + 'aan het' + 'te' + splitsbare werkwoorden