Grammatica zinsdelen en werken aan het boekverslag
Aan het einde van deze les:
weet je hoe je het lijdend voorwerp van de zin vindt
WELKOM1D :)
Slide 1 - Tekstslide
Even opfrissen
het werkwoordelijk gezegde
het onderwerp van de zin
Slide 2 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin +
Splitsbare werkwoorden (omspoelen - ik spoel het glas om)
'Aan het' (ik ben aan het fietsen)
'Te' (ik zit te gamen)
Slide 3 - Tekstslide
Tijdens de koude winterstorm was de grijze man ontzettend veel oude postzegels aan het inplakken in zijn verouderde verzamelboek.
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
A
was
B
was verouderde
C
was aan het inplakken
D
tijdens was aan het inplakken verouderde
Slide 4 - Quizvraag
Hoe vind je het onderwerp?
1. Onderwerpsproef - verander de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud. Welk woord verandert er mee?
De olifant rent --> De olifanten rennen
2. Vraagzin maken - wie/wat + gezegde?
De olifant rent --> Wie rent? De olifant.
Slide 5 - Tekstslide
Dit was de herhaling.
Nu de nieuwe stof!
Slide 6 - Tekstslide
Het onderwerp is de 'hoofdrolspeler' van de zin. Het onderwerp 'doet' of 'is' iets.
De olifant loopt. De man koopt een boek. Het boek ligt op tafel. In Afrika staat de boerderij. De vrouw is oud. De leerling snapt dit. Op de bank ligtde hond lekker te slapen. Het weer is goed.
Slide 7 - Tekstslide
Tijdens de koude winterstorm was de grijze man ontzettend veel oude postzegels aan het inplakken in zijn verouderde verzamelboek.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
de koude winterstorm
B
de grijze man
C
oude postzegels
D
zijn verouderde verzamelboek
Slide 8 - Quizvraag
En dan nu: het lijdend voorwerp.
Niet de hoofdpersoon dus (dat is het onderwerp al).
Maar wat dan wel?
Slide 9 - Tekstslide
Wat is lijden?
Slide 10 - Open vraag
Als je ergens onder lijdt, heb je daarover niks te zeggen.
Je ondergaat het.
Je hebt niks in te brengen.
Het lijdend voorwerp in de zin heeft ook niks in te brengen.
Slide 11 - Tekstslide
Hij repareert zijn fiets.
Hij = onderwerp
zijn fiets = lijdend voorwerp
De fiets heeft niets in te brengen, die wordt gerepareerd, of hij dat nu wil of niet!
Slide 12 - Tekstslide
Mijn ouders kopen een huis.
Mijn ouders = onderwerp
een huis = lijdend voorwerp
Het huis heeft niets in te brengen, die wordt gekocht, of hij dat nu wil of niet!
Slide 13 - Tekstslide
Ik geef jou een compliment.
Ik = onderwerp
een compliment = lijdend voorwerp
Het compliment heeft niets in te brengen, die wordt gegeven, of hij dat nu wil of niet!
Slide 14 - Tekstslide
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Vraagzin maken.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.
Slide 15 - Tekstslide
De jongen pakt de laptop.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Slide 16 - Tekstslide
De jongen pakt de laptop.
Wat is het onderwerp?
Slide 17 - Open vraag
De jongen pakt de laptop.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 18 - Open vraag
De jongen pakt de laptop.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakt de jongen?
Wat pakt de jongen?
Slide 19 - Tekstslide
De jongen pakt de laptop.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakt de jongen?
Wat pakt de jongen?
De jongen pakt de laptop.
Slide 20 - Tekstslide
Na de koude nieuwjaarsduik pakte Ron gelijk zijn handdoek uit zijn tas.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Slide 21 - Tekstslide
Na de koude nieuwjaarsduik pakte Ron gelijk zijn handdoek uit zijn tas.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakte Ron?
Wat pakte Ron?
Slide 22 - Tekstslide
Na de koude nieuwjaarsduik pakte Ron gelijk zijn handdoek uit zijn tas.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakte Ron?
Wat pakte Ron?
Ron pakte zijn handdoek.
Slide 23 - Tekstslide
En dan nog iets
Het lijdend voorwerp komt voor in zinnen met werkwoorden waar je 'iets' of 'iemand' voor kunt zetten:
iemand feliciteren, iets zoeken
Slide 24 - Tekstslide
Individueel werken
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 8 t/m 10 + 12 (online) van hoofdstuk 2.7 grammatica zinsdelen
Hoe
Individueel, in stilte
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp, daarna loop ik rond om vragen te beantwoorden
Tijd
Ongeveer 20 minuten
Uitkomst
We bespreken straks de eerste opdrachten.
Klaar
Maak test jezelf 2.7 Grammatica zinsdelen.
Maak opdracht 1 van hoofdstuk 2.8 grammatica woordsoorten.
Slide 25 - Tekstslide
Maak een zin waarbij 'het boek' het onderwerp is.
Slide 26 - Open vraag
Maak een zin waarbij 'het boek' het lijdend voorwerp is.
Slide 27 - Open vraag
Maak een zin met het werkwoord 'kopen' waar een lijdend voorwerp in staat.
Slide 28 - Open vraag
Individueel werken
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 8 t/m 10 + 12 (online) van hoofdstuk 2.7 grammatica zinsdelen OF werk aan je boekverslag
Hoe
Individueel, in stilte
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp, daarna loop ik rond om vragen te beantwoorden
Tijd
Ongeveer 20 minuten
Uitkomst
We bespreken straks de eerste opdrachten.
Klaar
Maak opdracht 1 van hoofdstuk 2.8 grammatica woordsoorten.
Slide 29 - Tekstslide
Het boek wordt gelezen door Julia.
Bedrijvend: onderwerp doet iets.
Lijdend: onderwerp ondergaat iets.
Slide 30 - Tekstslide
Samenvatting van de les
Jij kunt nu
het lijdend voorwerp in de zin vinden
je boekverslag vrijdag inleveren
Huiswerk
Maak je boekverslag af zodat je hem vrijdag kunt afmaken en inleveren.
Maak opdracht 8 t/m 10 + 12 (online) van hoofdstuk 2.7 grammatica. Maak opdracht 1 van hoofdstuk 2.8 Grammatica woordsoorten. Deze opdracht is om te kijken wat je al van de stof weet. Weet je het niet? Dan vul je dat in.