Oefentoets, tijdvak 3&4

Herhaling
Tijdvak 3 & 4 Begrippen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling
Tijdvak 3 & 4 Begrippen

Slide 1 - Tekstslide


Na de val van het West-Romeinse Rijk beschermden Germaanse koningen zich met ..
A
Vazallen
B
Horige boeren
C
Hofmeiers
D
Krijgsheren

Slide 2 - Quizvraag


Na de val van het West-Romeinse Rijk veranderde de landbouwsamenleving in een landbouwstedelijke samenleving. 
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag


Op de afbeelding hiernaast zien we een ..
A
Domein
B
Horigheid
C
Staat
D
Krijgsheren

Slide 4 - Quizvraag


Het land in een domein werd bewerkt volgens het ..
A
Feodaal systeem
B
Hofstelsel
C
Vroonland
D
Trouw zweren

Slide 5 - Quizvraag


Bonifatius en Wilibrord zijn goede voorbeelden van ..
A
Bisschoppen
B
Priesters
C
Missionarissen
D
Heiligen

Slide 6 - Quizvraag


Tijdvak 4 heet ..
A
Monniken en Ridders
B
Steden en Staten
C
Ontdekkers en Hervormers
D
Kruistochten en Steden

Slide 7 - Quizvraag


De jaartallen die horen bij tijdvak 4 zijn ..
A
1300-1400
B
1400-1500
C
1500-1600
D
1000-1500

Slide 8 - Quizvraag


Rond het jaar 1000 kwam er door ontginningen meer landbouwgrond beschikbaar. Wat is ontginnen?
A
Landbouwgrond beter bewerken
B
Woeste grond beschikbaar maken

Slide 9 - Quizvraag


Deze ontginningen kwamen voor het eerst voor in .. (2)
A
Nederland
B
Italië
C
Vlaanderen
D
Duitsland

Slide 10 - Quizvraag


Door de toename van de landbouw(opbrengsten) groeiden en ontstonden er steden. 
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag


Filips II was rond 1200 de koning van Frankrijk. Hij deed aan staatsvorming. Hoe deed hij dit? (2)
A
Geen nieuwe leenman toewijzen
B
Oorlog met Engeland
C
Versterken band met rijke Vlaamse steden
D
Binnenvallen van Spanje

Slide 12 - Quizvraag


Hoe beperkte de Franse koning de macht van adel en tegenstanders in de 15e eeuw? (2)
A
Particularisme
B
Centralisatie
C
Uniformering
D
Schisma

Slide 13 - Quizvraag


Door enkele godsdienstige meningsverschillen ontstond er een schisma. Tussen welke groepen? 
A
Katholiek en Protestant
B
Christendom en Islam
C
West en Oost-Romeinse Rijk
D
Kerk en Koning

Slide 14 - Quizvraag


Het geven van de symbolen van het bisschopsambt (ring, mijter en staf) hoort bij .. ?
A
Investituur
B
Wereldlijke macht
C
Oosterse kerk
D
Kruistochten

Slide 15 - Quizvraag

Oefentoets
Tijdvak 3 - Monniken en ridders

Slide 16 - Tekstslide

Een bewering:
Deze bron laat zien dat het Franse leger in die tijd feodaal en niet nationaal is georganiseerd.
Leg dit uit.

Slide 17 - Open vraag

De Franse koning Lodewijk IX de Heilige gaat in 1248 met zijn leger op kruistocht. Jean de Joinville (1224-1317) neemt op 6 juni 1249 deel aan de landing van Franse troepen onder leiding van de koning bij de Egyptische plaats Damiate.
Omstreeks 1308 schrijft Jean de Joinville daarover:
Voor de opperbevelhebber en keizer Gaius Messius Quintus Traianus Decius, de vrome, de gelukkige, de onoverwinnelijke, Augustus, opperpriester met tribuunsmacht, consul voor de tweede maal, vader des vaderlands, proconsul, (hebben) de Cananefaten (deze paal opgericht).
 
Toen wij de Turken zagen aankomen, plaatsten we de punten van onze schilden en de handgrepen van onze lansen in het zand met de punten naar hen gericht. Maar toen zij zo dichtbij waren, dat ze de lansen bijna in hun lichaam zagen dringen, draaiden zij zich om en vluchtten. Aan onze linkerzijde landde de graaf van Jaffa, die een volle neef was van de graaf van Montbéliard, en van het geslacht Joinville. Hij landde met de grootste pracht, want zijn galjoen kwam aan, geheel beschilderd met zijn familiewapen, welk wapen bestond uit goud en een kruis gemerkt met rood. Hij had minstens driehonderd roeiers in zijn galjoen en iedere roeier droeg een schild met het wapen van de graaf erop. Aan ieder schild was een wimpel bevestigd, met zijn wapen in goud bewerkt.

Slide 18 - Tekstslide

Een bewering: Uit deze bron blijkt dat paus Gregorius ervan uitgaat dat continuïteit de kerstening van Engeland bevordert.
Toon dit aan door aan te geven:
 welke continuïteit Gregorius nastreeft en
 waardoor deze aanpak de kerstening van Engeland kan bevorderen.

Slide 19 - Open vraag

In 601 schrijft paus Gregorius de Grote een brief aan Mellitus die als missionaris op weg naar Engeland is
Vanaf het moment dat u en onze broeders (monniken) die u vergezellen zijn vertrokken, ben ik bezorgd omdat ik geen nieuws heb vernomen over hoe de reis is gevorderd. Echter, als de almachtige God u heeft gebracht bij onze meest geëerde broeder bisschop Augustinus, zeg hem wat ik heb besloten na lang te hebben nagedacht over de kwestie van de Engelsen: in geen geval zullen de heiligdommen van goden in dat land verwoest mogen worden, maar alleen de beelden daarin! Laat wijwater vloeien over deze heiligdommen, richt altaren op en plaats relikwieën, zodat de heiligdommen, mits goed gebouwd, kunnen worden omgevormd van de cultus van demonen naar de verering van de ware God.

Slide 20 - Tekstslide

Uit deze beschrijving kun je concluderen dat Rollo en
aartsbisschop Franco vanuit hun eigen belangen de doop van Rollo willen laten plaatsvinden.
Licht dit toe door aan te geven:
 welk belang Rollo heeft bij de doop en
 welk belang de aartsbisschop heeft bij de doop en
 welke boodschap de schrijvers van de kroniek met dit verhaal willen
uitdragen.

Slide 21 - Open vraag

In 911 krijgt de koning van het Frankische rijk, Karel de Eenvoudige, te maken met een inval van de Noorman Rollo. Rollo krijgt van de koning het hertogdom Normandië als leen, op voorwaarde dat hij volgende invallers zal tegenhouden
. De gebeurtenissen rond de inval staan beschreven in een kroniek uit de elfde eeuw:
 
In het jaar van Onze Heer 912 werd Rollo gedoopt in het heilige water in de naam van God door Franco, de aartsbisschop van Rouen. Rollo eerde eerbiedig God en de Heilige Kerk met zijn geschenken. De heidenen die zagen dat hun aanvoerder nu een christen was geworden, lieten hun afgoden in de steek en bekeerden zich en wilden zonder uitzondering worden gedoopt. Intussen organiseerde de (Frankische) hertog Robert een prachtige huwelijksplechtigheid, waarin Rollo volgens de christelijke riten huwde met Gisela, de dochter van de koning.

Slide 22 - Tekstslide

sleep de gebeurtenissen op de volgende dia in de juiste volgorde van vroeger naar later

Slide 23 - Tekstslide

De Frankische koningin Brunhilde heerste na het vertrek van de
Romeinen over het noorden van Gallië.
Tijdens de oorlog tussen verschillende feodale heersers over de
troonopvolging in Engeland steunden de burgers van Londen koningin Mathilde. Maar toen de koningin weigerde de belasting te halveren, sloten de burgers de stadspoorten en werd Mathilde niet gekroond.
Elpenice was, voor zover bekend, de enige vrouw die openlijk kritiek durfde te leveren op het beleid van de Atheense staatsman Perikles.
Agrippina oefende veel invloed uit op het bestuur van het Romeinse imperium doordat zij veel gedaan kreeg bij haar echtgenoot keizer Tiberius en later bij haar zoon keizer Nero.

‘Vrouwen speelden een belangrijke rol in de economie van de steentijd.

Slide 24 - Sleepvraag

Volgens sommige historici blijkt uit de bron een oorzaak van de toename van de horigheid in de vroege middeleeuwen in West-Europa.
Geef aan welke oorzaak dat is en leg vervolgens uit waardoor de koning
deze toename van de horigheid zorgwekkend vindt.

Slide 25 - Open vraag

Een mededeling van een Frankische koning uit 811:
 Redenen waarom mannen hun militaire verplichtingen1) niet nakomen:
Arme mannen beklagen zich erover dat zij worden beroofd van hun eigendom. Deze klachten richten zich zowel tegen bisschoppen, abten en hun zaakwaarnemers als tegen graven en hun plaatsvervangers.
Ze zeggen ook dat als iemand weigert de grond die hij in eigendom heeft af te staan aan een bisschop, abt, graaf of diens plaatsvervanger, deze laatsten naar een manier zoeken om die arme man te schaden. Ze dwingen hem bij iedere gelegenheid in het leger te gaan, totdat hij zo erg verarmd is dat hij zijn grond overdraagt of verkoopt, of hij nu wil of niet.

 noot 1 In het Frankische koninkrijk konden vrije mannen worden opgeroepen om tijdelijk in het koninklijk leger te dienen.

Slide 26 - Tekstslide

Volgens de islam hoort iedere gelovige het heilige boek, de Koran, in het Arabisch te lezen.
Leg uit waardoor dit bijdroeg aan een efficiënter bestuur van het islamitische rijk.

Slide 27 - Open vraag

Oefentoets
Tijdvak 4 - Steden en Staten

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Tijdvak 3
Tijdvak 4
centralisatie 
hofstelsel
feodale stelsel
kerstening
gildes
kruistochten
eerste banken
Islam komt op
Karel de Grote
herendiensten
Investituurstrijd
stadsrechten

Slide 31 - Sleepvraag

Waarom werden in de Late Middeleeuwen de Hanze opgericht?

A
Om in gezouten haring te kunnen handelen
B
Om veiliger handel te kunnen drijven
C
Om bepaalde steden machtiger te maken
D
Om meer schepen te kunnen veroveren

Slide 32 - Quizvraag

Welke bewering over deze bron is juist?
A
De bron laat een samenleving zien die grotendeels zelfvoorzienend is en waarin geld geen belangrijke rol (meer) speelt.
B
De bron gaat over de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
C
De bron is afkomstig uit de tijd van monniken en ridders.
D
Geen van de genoemde beweringen is juist.

Slide 33 - Quizvraag


Bestudeer de bron. In de tijd van steden en staten ontstond in Nederland een landbouw-stedelijke samenleving.

Gaat de bron over een oorzaak of over een gevolg van die ontwikkeling?
A
een oorzaak
B
een gevolg

Slide 34 - Quizvraag

Is iedere stelling juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Een domein is autarkisch (= zelfvoorzienend).

'Timmerman' is een voorbeeld van een gespecialiseerd beroep.
De Kerk was in de Middeleeuwen erg belangrijk.
De groep mensen die voor de Kerk werkt wordt de adel genoemd.
In de Vroege Middeleeuwen leefden de meeste mensen op het platteland. 

Slide 35 - Sleepvraag

Is iedere stelling juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Een stad met stadsrechten mocht zichzelf besturen.

Allen de koning van een land kon stadsrechten aan een stad verlenen.
Een stad met stadsrechten mocht haar eigen munt slaan.
In een middeleeuwse stad woonden vooral boeren.
In ruil voor stadsrechten betaalde een stad belasting aan de heer van het gebied.

Slide 36 - Sleepvraag