13-05 t/m 20-05 3HAVO Duits

Programm
Rückblick
  • Grammatik
Korrigieren
  • alle Aufgaben korrigieren der Schritten 31 + 32 + 33
Schritt 34
  • Redemittel
  • Aufgaben





1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programm
Rückblick
  • Grammatik
Korrigieren
  • alle Aufgaben korrigieren der Schritten 31 + 32 + 33
Schritt 34
  • Redemittel
  • Aufgaben





Slide 1 - Tekstslide

Rückblick
Grammatik

Slide 2 - Tekstslide




de 1e naamval (Nominativ) & ein-Gruppe

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

1. Wie viel hat (jouw) Bruder ausgegeben?

Slide 5 - Open vraag

2. (mijn) Mutter hat uns gebracht.

Slide 6 - Open vraag

3. Hat (onze) Lehrerin gut erklärt?

Slide 7 - Open vraag

5. Hat (haar) Mann den Brief geschrieben?

Slide 8 - Open vraag

6. Wo sind (zijn) Freunde geblieben?

Slide 9 - Open vraag

8. Wann ist (jouw) Opa eigentlich hier?

Slide 10 - Open vraag




de 4e naamval (Akkusativ) & ein-Gruppe-> Schritt 32       S. 112 - 115

Slide 11 - Tekstslide

1. (jouw) Bruder hat (mijn) Geld ausgegeben.

Slide 12 - Open vraag

3. Hat (onze) Lehrerin (de) Aufgabe gut erklärt?

Slide 13 - Open vraag

4. (het) Buch (voor uw) Tochter ist sehr spannend.

Slide 14 - Open vraag

Kontrolle

In Teams bei -bestanden- findet ihr die Aufgaben

Opdrachten Schritt 32: Aufgabe 2, Aufgabe 5, Aufgabe 8
Opdrachten Schritt 33: Alle Aufgaben-> Hörübungen

Slide 15 - Tekstslide

Schritt 34 Redemittel S. 127
NL
deutsche Frage
deutsche Antwort
Gaat het goed?
Wie geht es?
mir, gut/schlecht
Je moet van het duitse Antwort dus altijd nog een goede lopende zin maken

Slide 16 - Tekstslide

Beispiel
Frage
Mit wem feiert ihr Ostern? (Met wie vieren jullie Pasen?)
Hilfswörter für die Antwort
mit unserer Familie 

Antwort
Wir feiern Ostern mit unserer Familie





Om een zin te maken heb je altijd een persoonsvorm nodig. Dit is natuurlijk een vervoegd werkwoord. Kijk in je antwoord dus naar welk werkwoord in de vraag vervoegd is, in dit specifieke geval feiern. Gebruik de juiste vervoeging van dit werkwoord altijd in jouw antwoord op de vraag!

Slide 17 - Tekstslide

Aufgaben Schritt 34 ab Seite 126
Aufgabe 3
Aufgabe 4
Aufgabe 5
Aufgabe 7
Aufgabe 9

Slide 18 - Tekstslide