H1.1 en 1.2 Boek 2a tijd van stoommachines

Wat gaan we doen?

Herhaling van H1.1 en 1.2 ter voorbereiding op het SO.
Controle vragen per paragraaf van de lesstof.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?

Herhaling van H1.1 en 1.2 ter voorbereiding op het SO.
Controle vragen per paragraaf van de lesstof.

Slide 1 - Tekstslide

Thuis aan het werk.

Thuis werken door boeren en ambachtslieden: huisnijverheid.
Moderne tijd --> komst van stoommachine --> tijd van burgers en stoommachines.

Slide 2 - Tekstslide

Van huisnijverheid naar fabrieken.



Energie: kracht die ervoor zorgt dat iets gebeurt.
1780, Engeland: nieuwe energiebron (iets dat energie geeft) -> stoom.
Stoommachines
Ondernemers --> fabrieken met stoommachines.

Slide 3 - Tekstslide

Ook industrie in Nederland.


Republiek 18e eeuw: niet mee in vernieuwingen.
Geld voor invoer steenkolen ijzer was er niet door oorlogen.
Ondernemers bleven wind en water gebruiken.


Slide 4 - Tekstslide

Ook industrie in Nederland.


Koninkrijk der Nederlanden.
Koning Willem 1 wilde mee met vernieuwingen --> aanleg spoorlijnen, kanalen en bruggen (infrastructuur).


Slide 5 - Tekstslide

Op de werkvloer.


Industrialisatie: uitbreiding van de industrie (steeds meer fabrieken)
Ondernemer liet fabrieken bouwen --> had arbeiders nodig --> werkgever.
Veel en goedkoop produceren --> laag loon voor werknemers.
Veel mensen --> onpersoonlijk --> leven veranderde.

Slide 6 - Tekstslide

Op de werkvloer.


Een grote verandering --> revolutie.
Verandering van handenarbeid naar industrie --> industriële revolutie.
Maar veel mensen bleven arm ook al hadden ze werk.
Continuïteit: wanneer dingen hetzelfde blijven.

Slide 7 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat huisnijverheid is.

Slide 8 - Woordweb

Geef drie voorbeelden van energiebronnen.

Slide 9 - Woordweb

Waarom ging de republiek in eerste instantie niet mee met de vernieuwingen?

Slide 10 - Woordweb

Wat is continuïteit, leg je antwoord uit met een voorbeeld.

Slide 11 - Woordweb

Een werkgever is iemand die
A
Mensen in dienst heeft.
B
In dienst is bij iemand.
C
Op zoek is naar werk.
D
Niet wil werken.

Slide 12 - Quizvraag

Wereldrijken.


Steeds meer consumptie van producten uit fabrieken.
Kolonies --> grondstoffen maar ook afzetmarkt.
Meer kolonies = meer afzet + meer grondstoffen.

Slide 13 - Tekstslide

Wereldrijken.

Manier van leven overbrengen: europeanisering.
Betere wapens en stoomschepen --> 1870 -1914 steeds meer gebieden veroverd.
Imperialisme --> hierdoor ontstonden grote wereldrijken.


Slide 14 - Tekstslide

Imperialisme in Azië.


1500 Alleen handelsposten in Azië.
1900 heersten Fransen, Nederlanders, Amerikanen en vooral Britten over grote Kolonies.
Japan nooit gekoloniseerd, alleen VOC en Chinese schepen welkom.
Japan ging uiteindelijk zelf koloniseren.

Slide 15 - Tekstslide

Imperialisme in Afrika.




Europeanen heersen over gebieden in N-Afrika.
Strijd om nog meer gebieden te veroveren.
1878 --> conferentie (vergadering) van Berlijn, hier werd Afrika verdeeld.


Slide 16 - Tekstslide

Imperialisme in Afrika.




Grenzen getrokken met een liniaal.
10 Jaar later bijna heel Afrika bezet.
Landen veroverd en onderdrukt met geweld en dwang.



Slide 17 - Tekstslide

Het Nederlandse wereldrijk.




Vanaf de tijd van regenten en vorsten veroverde Nederland kolonies.
In Amerika werkten mensen als slaaf op plantages.
Ruwe katoen werd verwerkt in de industrie.
Kleding werd mee terug genomen om te verkopen.




Slide 18 - Tekstslide

Het Nederlandse wereldrijk.




Eind 19e eeuw ( eind 1800) Nederlands-Indië uitgebreid met Sumatra en Sulawesi.
Sumatra: rubber en tabaksplantages, aanleg spoorwegen.
Java: koffie en suiker verbouwd om aan Nederlanders te leveren (gedwongen).





Slide 19 - Tekstslide

Het Nederlandse wereldrijk.



Verzet vanuit de kolonies.
Eigen staat voor het eigen volk: een natie --> nationalisme.
18e eeuw --> abolitionisten --> wilden slavernij afschaffen.
Engeland 1807, Nederland 1814 maar slaven nog niet vrij.
1863 schafte Nederland de slavernij af (laatste Europese land).






Slide 20 - Tekstslide

Wat was in die tijd het voordeel van het hebben van veel kolonies?

Slide 21 - Woordweb

Leg in eigen woorden uit wat Europeanisering is.

Slide 22 - Woordweb

Waarom is Japan een uitzondering als we het hebben over imperialisme?

Slide 23 - Woordweb

Wat voor nadelige effecten had de verdeling van Afrika voor de bewoners van Afrika zelf?

Slide 24 - Woordweb

Hoe noemde ze de mensen die vroeger tegen slavernij waren?

Slide 25 - Woordweb