In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
2.2 Instructieve teksten
Wat gaan we doen vandaag?:
Herhaling 2.1 Informatieve teksten
Theorie 2.2 Instructieve teksten
Klassikale opdracht
Zelfstandig werken
Slide 1 - Tekstslide
Welke tekstdoelen ken je?
Slide 2 - Woordweb
Tekstdoelen
informeren
overtuigen
overhalen/activeren
amuseren
instrueren
Slide 3 - Tekstslide
Noem een tekstsoort
Slide 4 - Woordweb
Tekstsoorten
Slide 5 - Tekstslide
Informatieve teksten
Informatieve teksten zijn teksten die uitleg en informatie geven over een bepaald onderwerp.
De lezer vergroot hiermee zijn kennis en krijgt antwoord op vragen.
Slide 6 - Tekstslide
Informatieve teksten
Slide 7 - Tekstslide
Informatieve teksten
Slide 8 - Tekstslide
Informatieve teksten
Slide 9 - Tekstslide
2.2 Instructieve teksten
Wat is het doel van instructieve teksten?: lezer/luisteraar vertellen hoe die iets moet doen.
Mondeling: via een filmpje of tijdens opleiding of werk
Schriftelijk: met een bijsluiter, gebruiksaanwijzing
Slide 10 - Tekstslide
Wat zijn de kenmerken van een instructie?
wordt stapsgewijs gegeven
heeft een dwingende, vaste volgorde
signaalwoorden, nummers of opsommingstekens gebruikt om volgorde aan te geven
schriftelijke instructie met afbeeldingen ter verduidelijking
staat informatie bij
Slide 11 - Tekstslide
Wat kan er duidelijker aan deze instructie?
Slide 12 - Tekstslide
Klassikale opdracht 1
Tekst: Wat te doen bij verslikking?: De tekst en vragen worden uitgedeeld.
Lees de tekst.
De vragen maak je zelfstandig en we bespreken ze straks klassikaal op het scherm.
Slide 13 - Tekstslide
1a Waaraan zie je dat dit een instructieve tekst is? Noteer twee kenmerken.
Slide 14 - Open vraag
1b In welke alinea wordt alleen informatie gegeven en geen instructie?
A
alinea 2
B
alinea 1
C
alinea 4
D
alinea 5
Slide 15 - Quizvraag
1c In deze tekst wordt naast informatie en instructie ook een advies gegeven. Welk advies?
Slide 16 - Open vraag
1d Is het belangrijk de bron van deze tekst te weten? Leg je antwoord uit.
Slide 17 - Open vraag
1e Wanneer moet je eerste hulp verlenen bij verslikking?
A
als 112 niet bereikbaar is.
B
als het slachtoffer een kind is.
C
altijd als iemand zich verslikt.
D
als het slachtoffer benauwd is.
Slide 18 - Quizvraag
1f Wat moet je als eerste doen in het volgende geval? Een kind verslikt zich in een snoepje en begint te hoesten.
Slide 19 - Open vraag
1g Wat moet je als eerste doen in het volgende geval? Een vriend verslikt zich in een snoepje en krijgt geen lucht meer.
Slide 20 - Open vraag
1h Wat moet je als eerste doen in het volgende geval? Een kind heeft zich verslikt, maar krijgt weer lucht na het toepassen van buikcompressies.
Slide 21 - Open vraag
1i Welk tekstdeel wordt door de afbeelding verduidelijkt? Noteer de eerste en de laatste twee woorden van dat tekstdeel.
Slide 22 - Open vraag
1j Vind jij het nuttig dat je deze tekst hebt gelezen? Leg je antwoord uit.
Slide 23 - Open vraag
Opdracht 2: Zo doe je dat
We bekijken het filmpje "Zo doe je dat".
De vragen komen daarna op het scherm te staan.
Slide 24 - Tekstslide
1a In het filmpje wordt dezelfde instructie gegeven als in de tekst die we hebben gelezen. Het filmpje geeft minder informatie dan de tekst. Geef twee voorbeelden van informatie die in het filmpje ontbreekt, maar wel heel belangrijk is.
Slide 25 - Open vraag
1b Je hebt nu op twee manieren een instructie gekregen over wat te doen bij verslikking: in tekst en in een filmpje. Als je nu iemand ziet die zich verslikt, welke vorm denk jij dan dat je je het best herinnert?
Slide 26 - Open vraag
Zelfstandig werken
Maak zelfstandig opdracht 3 en 4 in Nu Nederlands: 2.2 Instructieve teksten, onderdeel lezen, luisteren en kijken.