De ontvanger mag géén antistoffen in het plasma hebben tegen het antigeen op de bloedcellen van de donor.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
orgaandonatie
orgaantransplantatie betekend dat je "kapotte" orgaan vervangen wordt met een andere. Hier zijn orgaandonaties voor nodig.
Helaas zijn er nogsteeds te weinig orgaandonaties.
Slide 6 - Tekstslide
Orgaantransplantatie
Een orgaan van iemand anders heeft andere antigenen en zal dus aangevallen worden door je witte bloedcellen. DIt heeft orgaanafstoting. Dit kun je met afstotingsremmers voorkomen, hierdoor worden er minder antistoffen aangemaakt.
De meeste donororganen gaan niet langer mee dan 10 jaar.
Slide 7 - Tekstslide
Wat is MHC/HLA?
Antigeen is eiwit op de celmembraan.
Antigeen kan lichaamsvreemd zijn.
Witte bloedcellen gebruiken antigenen voor herkenning.
Antistoffen passen op antigenen.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is MHC/HLA?
APC gebruikt MHC II voor tonen antigeen op celmembraan.
MHC is dus eiwit waarop antigeen zich bevindt.
Slide 9 - Tekstslide
Wat is MHC/HLA?
Geinfecteerde cellen tonen antigeen met MHC I.
T-cellen reageren hierop door de geinfecteerde cel te vernietigen.
Slide 10 - Tekstslide
Wat is MHC/HLA?
Alle cellen hebben MHC I.
Met MHC I kunnen bloedcellen checken of t lichaamseigen is.
Dit is een probleem bij transplantatie.
Slide 11 - Tekstslide
Wat is MHC/HLA?
Bij mensen wordt MHC ook wel HLA genoemd.
HLA is erfelijk bepaald.
Familieleden dus veel overeenkomst.
Slide 12 - Tekstslide
Rhesusfactor
Slide 13 - Tekstslide
Rhesusfactor
Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen rhesus.
Bij zwangerschappen kan de rhesusfactor voor problemen zorgen.