Periode 5 - Les 1

Periode 5 - Les 1
Het spijsverteringskanaal
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Periode 5 - Les 1
Het spijsverteringskanaal

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
Introductie
Verteringsproces en organen van het spijsverteringskanaal
Van de mond naar de maag



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spijsvertering

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Ervaren

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spijsverteringskanaal
Voedsel gaat door deze organen heen
Hier vindt de daadwerkelijke vertering van 
voedsel plaats

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymproducerende organen
Enzymen zijn eiwitten die passen op 
een specifieke voedingsstof

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lever en galblaas
Lever > gal > galblaas
Gal emulgeert vetten
Vette hap > kleine vetbolletjes > grotere oppervlakte
Lipase afkomstig van de alvleesklier kan daardoor beter inwerken op de vet

Gal bevat zelf geen (spijsverterings)enzymen!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de (basis)functies van het spijsverteringsstelsel?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

TURV ( dit onthoudt makkelijker)
Transport (peristaltiek)
Vertering
Resorptie
Uitscheiding

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spijsvertering

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het spijsverteringskanaal is een .....
A
open systeem: het staat in contact met de buitenwereld
B
gesloten systeem: het staat NIET in contact met de buitenwereld

Slide 11 - Quizvraag

Pas als voeding wordt opgenomen in je darmen komt het "echt" ons lichaam binnen. 
Het spijsverteringskanaal bestaat uit
A
mond, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm, endeldarm, rectum
B
mond, slokdarm, maag, alvleesklier, lever, galblaas, dunne darm, dikke darm
C
mond, slokdarm, maag, lever, twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm, rectum
D
mond, slokdarm, maag, alvleesklier, lever, galblaas, twaalfvingerige darm, dunne darm ,dikke darm, endeldarm, rectum

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsstoffen
Er zijn zes groepen voedingsstoffen: koolhydraten, eiwitten, vetten, water, mineralen en vitamines

Kleine voedingsstoffen: vitaminen en mineralen
Grote voedingsstoffen: Koolhydraten, eiwitten, vetten
* Deze moeten verteerd worden

Een appel is een voedingsmiddel, de fructose daarin is een voedingsstof


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsstoffen
Koolhydraten en vetten zijn brandstoffen; als ze worden verbrand komt er energie vrij die cellen nodig hebben om hun taken uit te kunnen voeren.



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat merk je bij een tekort aan koolhydraten en vetten?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsstoffen
Eiwitten dienen voornamelijk als bouwstof voor nieuwe cellen of onderdelen van cellen



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor dieet adviseer je een zorgvrager met wonden? Leg uit

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Onverteerbare koolhydraten: vezels
Vezelrijke voeding kan spijsverteringsklachten en problemen met de stoelgang voorkomen. Bestaande klachten kunnen verminderen en zelfs verdwijnen door het gebruik van een vezelrijke voeding. 
Door de sponswerking van vezels helpt een vezelrijke voeding zowel bij diarree als bij verstopping. De vezels zwellen op en zorgen daardoor voor een vaste, maar toch soepele ontlasting.


Er zijn aanwijzingen dat een vezelrijke voeding beschermt tegen het ontstaan van slokdarmkanker en darmkanker. Er is echter meer wetenschappelijk onderzoek nodig om een duidelijk verband aan te tonen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen - sleutelprincipe

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen
Een enzym is een stof die een chemische reactie (opbouw of afbraak) bevordert. Het enzym wordt zelf niet afgebroken of verbruikt.

Pas als de (grote) voedingsstoffen verteerd zijn, worden ze door darmcellen geresorbeerd en komen vervolgens in het bloed terecht.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen

Koolhydraatsplitsende enzymen
Amylase: enzym dat zetmeel afbreekt. Het komt voor in speeksel
Lactase: enzym dat melksuiker (lactose) afbreekt. Het komt voor in de dunne darm

Eiwitsplitsend enzym
Pepsine: enzym dat eiwitten afbreekt. Het komt voor in de maag

Vetsplitsend enzym
Lipase: enzym dat vetten (lipiden) afbreekt. Het komt voor in alvleeskliersap



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mond
Proeven (reuk)

Speeksel:
- maakt voedsel glad
- houdt mond 'nat' voor praten en slikken (palliatieve zorg)
- begin spijsvertering door amylase > zet zetmeel om in suiker
* Stukje brood

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slokdarm
Waarom hebben we die?

Peristaltiek

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maag (gaster)
Ik ben te gast ;-)

Kneden en vermengen in maagsap > 3 uur
Maagportier > overgang naar de twaalfvingerige darm
 
De maag produceert ook het hormoon ghreline. Ghreline wordt aan het bloed afgegeven bij een lege maag. Het hormoon stimuleert in de hersenen het hongergevoel.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten jullie nu?
Hier volgt een quiz...

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is spijsvertering?
A
Het proces waarbij voedsel wordt afgebroken en opgenomen
B
De opslag van voedsel in het lichaam
C
Het transport van voedsel door het lichaam
D
Het kauwen en slikken van voedsel

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stofwisseling is hetzelfde als spijsvertering
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg...
Alle voeding wordt in ons spijsverteringsstelsel geleidelijk aan tot kleine voedseldeeltjes afgebroken, zodat het als brandstof gebruikt kan worden voor de lichaamscellen. 
Stofwisseling betekent dat er in de lichaamscellen stappen plaatsvinden waarbij de ene stof omgezet wordt in een andere stof.

Stofwisseling vindt dus plaats na de spijsvertering IN de cellen (bloed)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
Slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
Mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
Mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
Dikke darm, dunne darm, maag, mondholte

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van de spijsvertering?
A
Voedsel kleiner maken
B
Voedsel fijn malen en oplosbaar maken
C
Voedingsstoffen afgeven aan het bloed
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de tong bij de spijsvertering?
A
Sappen aan voeding toevoegen
B
Ondersteunen bij het slikken van voeding
C
Ondersteunen bij het klein maken van voeding
D
Voeding de slokdarm ''induwen''

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de rol van enzymen bij de spijsvertering?
A
Het afbreken van voedingsstoffen in kleinere moleculen
B
Het opnemen van voedingsstoffen
C
Het reguleren van de darmperistaltiek
D
Het transporteren van voedingsstoffen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De spijsvertering van koolhydraten start in de
A
mond
B
maag
C
Twaalfvingerige darm
D
Dunne darm

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koolhydraten worden in de spijsvertering afgebroken tot
A
vetzuren en glycerol
B
aminozuren
C
glucose

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de lever voor de spijsvertering?
A
Gal verwijderen
B
Gal maken
C
Gal opslaan
D
Gal verteren

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de rol van gal in de spijsvertering?
A
Emulgeren van vetten
B
Mengen van vet en water
C
Opnemen van voedingsstoffen
D
Verteren van eiwitten

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou een stoornis in de spijsvertering kunnen veroorzaken?
A
Infectie
B
Oncologische aandoening
C
Bloeding
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 37 - Quizvraag

Voorbeeld slokdarm CA
Maag bloeding 
Infectie darmen
Wat is het nut van vezels voor de spijsvertering?


A
Ze schuren de darmwand aan de binnenkant, zodat deze vrij van ‘aangekoekte’ voedselresten blijft.
B
Ze zorgen voor een goede darmwerking en voor ontlasting die zacht en soepel is.
C
Beide antwoorden zijn juist.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronding
Hoe hebben jullie deze eerste les weer ervaren?
Tips en tops?

Nog vragen waar we volgende week mee aan de slag kunnen?


Op de volgende dia's een filmpje over de spijsvertering en een schematische voorstelling van de spijsvertering voor de liefhebber

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spijsvertering in beeld

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies