HV2 préparation au test chapitre 6

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

	Wie
	Waarom
Qu'est-ce que
	Waar
Quand
	Hoe

De vraagwoorden

Qui

Pourquoi

Wat

Wanneer 

Où

Comment

Vraag aan iemand waar hij woont
in het Frans
geen hoofdletter wel vraagteken (denk aan de accents)

Vertel waar je woont in het Frans

Vraag of het ver is in het Frans
geen hoofdletter wel vraagteken

Zeg dat je te voet naar het terras gaat in het Frans
geen hoofdletter, wel punt.

le présent

le passé composé

le futur proche

de toekomst

de verleden tijd

het heden

passé composé

Futur proche

présent

Ils ont regardé

ils vont chercher

je suis venu

tu cherches

je vais partir

Nous rentrons

Wat is een futur proche?

1. Tu vas avoir
2. Tu as eu
3. Tu auras
4. Tu aurais

Wat is een futur proche?

1. Ils courent
2. Ils vont courir
3. Ils couriront
4. Ils ont couru

Geen Franse vraagwoorden in het woordweb.

Vraagwoorden

Vertaal: wij gaan tv kijken

1. nous avons regarder la télé
2. nous allons regarder la télé
3. nous allons regardé la télé

Vertaal: hoeveel vakken heb je

1. tu as combien de matières?
2. tu as comment de matières?
3. tu as quand de matières?
4. tu as où de matières

vertaal: ik zoek het station
geen hoofdletter, wel punt

wat hoort niet in het rijtje :
le sud le nort l' ouest l' est

1. le sud
2. l' ouest
3. l' est
4. le nort

vul in wat er op de stippels moet staan
------------- on doit aller à gauche

1. on voit
2. en train
3. selon moi
4. trop

Wat is niet juist?

1. en train
2. à vélo
3. en bus
4. à voiture

zet in de passé composé:
Tu (chanter)

zet in de futur proche:
Ils (manger)
geen hoofdletter, wel punt

Opdracht 3

Sleep de zinnen naar het juiste rode blokje. Hoort het dus bij de weg wijzen of juist de weg vragen

demander le chemin (de weg vragen)

indiquer le chemin

(de weg wijzen)

Excusez-moi, je cherche la gare

Oui, c'est tout droit

C'est loin?

Non, c'est à 5 minutes.

C'est tout près.

Pardon, je cherche la boulangerie