Les 4. Methodisch werken- Observeren

Les 4- Observeren 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 4- Observeren 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 
- Terugblikken 
Vooruitkijken: 
- Valkuilen bij observeren 
- Methodisch observeren en observatie methoden
- Jouw positie als observator 
- Observatie methode 'KIJK'


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 
Aan het eind van de les; 
  • Kan de student, valkuilen tijdens observeren herkennen en toelichten. 
  • Weet de student wat methodisch observeren inhoudt.
  • Kan de student toelichten wat methodisch observeren inhoudt en de verschillende observatie methoden onderscheiden. 






Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen 
Aan het eind van de les; 
  • Weet de student wat de onderdelen zijn van een observatie plan

Slide 4 - Tekstslide

Terugblikken
Wat hebben we gedaan? 

- definitie van methodisch observeren
- betrouwbaar observeren
-stimulus en response 
- factoren die observeren beïnvloeden


Slide 5 - Tekstslide

Wat hoort er niet bij?
De 4 basisbehoeften van kinderen zijn..
A
Veilige omgeving
B
Leiding hebben
C
Autonomie
D
Hechtingsfiguur

Slide 6 - Quizvraag

Hoe weet je of je observatie valide(betrouwbaar) is?

Slide 7 - Open vraag

Wat hoort er niet bij?
Voorbeelden van waarneembaar gedrag zijn...
A
Lopende kinderen
B
Pratende kinderen
C
Kinderen die rennen
D
Kinderen die nadenken

Slide 8 - Quizvraag

Wat houden de begrippen stimulus en response ook alweer in?

Slide 9 - Open vraag

Factoren zijn ook van invloed op gedrag van de mens. Schrijf 2 factoren op.

Slide 10 - Open vraag

Een kindje die je niet in de ogen aankijkt , als je met hem praat..
A
Omgevingsfactor
B
Fysieke factor
C
Psychische factoren
D
Culturele factor

Slide 11 - Quizvraag

Fysieke factoren zijn altijd heel gemakkelijk te herkennen..
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Psychische factoren zijn vaak onzichtbaar. Waarom is dat zo?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Valkuilen bij observeren 
 Interpretatie van een gebeurtenis  is erg persoonlijk. 
Bij observeren kunnen 2 mensen dezelfde situatie volledig anders waarnemen. Dat komt omdat iedereen de werkelijkheid om zich heen altijd subjectief, gekleurd, waarneemt.

Daarom is het belangrijk dat je weet hoe je objectief observeert. Objectief betekent: gebaseerd op feiten. 

Slide 15 - Tekstslide

Valkuilen bij observeren 
- Je eigen mening. 
Bijv. een beweeglijk kind. 

- Emotionele betrokkenheid. 
Bijv. je lievelingskindje op de KO of Basisschool








Slide 16 - Tekstslide

Valkuilen bij observeren 
- Halo- effect 
Het effect dat gunstige eigenschappen van een persoon de minder gunstige eigenschappen wegdrukken. 
-Horn-effect
Het effect dat negatieve eigenschappen van een persoon de hele kijk op de persoon bepalen.

Slide 17 - Tekstslide

Halo- effect 
Horn- effect 

Slide 18 - Tekstslide

Valkuilen bij observeren 
- Vooroordeel 
Een vooroordeel is een mening over iets of iemand, die niet op feiten berust. 
- Projectie 
Bij projectie zie je eigenschappen en ideeën van jezelf in de ander. Je geeft dan jouw eigen gedachten, gevoelens, verlangens en eigenschappen aan dat kind, waardoor je gedrag een verkeerde betekenis geeft. 

Slide 19 - Tekstslide

Valkuilen bij observeren 
- Stemming
bijv. Vermoeidheid. Vrolijkheid ect 

- Ervaring in observeren
Nadeel; je ziet alles met een beroepsblik 



Slide 20 - Tekstslide

Methodisch observeren 

Slide 21 - Tekstslide

Methodisch observeren 
Waarnemen, signaleren en observeren
--->
Conclusie  
Deze conclusie is  de eerste stap van het methodisch proces. Het is je beginsituatie
Vanuit die beginsituatie beschrijf je doelen en maak je een plan en ga je uiteindelijk evalueren 



Slide 22 - Tekstslide

Methodisch observeren 
- Doelgericht -Een observatie heeft altijd een doel.
(onderzoeksvraag of  beschrijvende observatie)

- Planmatig - Je observeert systematisch volgens een plan en dit leg je zo concreet mogelijk vast in een observatieplan. 

 


Slide 23 - Tekstslide

Onderzoeksvraag en Beschrijvende observatie 
Je begint met een vraag die je wilt beantwoorden.
(Onderzoeksvraag)
Kan je (nog) geen onderzoeksvraag opstellen dan begin je met een beschrijvende observatie. 
Een beschrijvende observatie schrijf je alles op wat je opvalt.
 De verzamelde informatie, gebruik je weer voor het maken van een concrete vraagstelling. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Onderdelen observatieplan 
1 Aanleiding
2 Observatiedoel en de onderzoeksvraag
3 Concreet gedrag
4 Observatiecategorieën
5 Observatiemethode
6 Plaats en tijd
7 Algemene gegevens










Slide 26 - Tekstslide

5. Observatiemethoden
De observatiemethode is de manier waarop je gedrag systematisch en doelgericht observeert. 
Onder te verdelen in 4 hoofdgroepen: 
1.participerend/gestructureerd;
2.participerend/ongestructureerd;
3.niet-participerend/gestructureerd;
4.niet-participerend/ongestructureerd.



Slide 27 - Tekstslide

Participerend/ Niet- participerend 
Bij een participerende observatie neem je als observator zelf deel aan de te observeren situatie. 

Bij een niet-participerende observatie ben je alleen maar toeschouwer. 

Slide 28 - Tekstslide

Ongestructureerd/ Gestructureerde 
Bij een ongestructureerde observatie ligt niet vast hoe je precies gaat observeren en volgens welke regels. 

Bij een gestructureerde observatie weet je precies wat je gaat observeren en volgens welke regels. 

Slide 29 - Tekstslide

Hulpmiddelen bij observatie 

Pen en papier, of een laptop zijn voldoende als je op school of in het kindercentrum observeert. 

Slide 30 - Tekstslide

Observatie methode 
'KIJK'
KIJK! is het meest gebruikte systeem voor observatie en registratie op basisscholen en kindercentra. 

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht
Maak de opdrachten 4 


Slide 32 - Tekstslide

Thieme opdrachten 

Slide 33 - Tekstslide

Ik;
A
Begrijp de theorie en heb al mijn opdrachten af
B
Begrijp de theorie nog niet zo goed, maar ik werk eraan
C
Begrijp de theorie niet en moet meer uitleg

Slide 34 - Quizvraag