2021_week 40_2mh_les1_

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Was machen wir heute?


  • Info instaptoets
  • Hausaufgabenkontrolle
  • Check-in PossessivpronomenWörter abfragen
  • lesen
  • sehen/hören
  • Selbständig arbeiten
  • Abschluss

Slide 3 - Tekstslide

Lernziel

  • Aan het einde van de les kan de Duitse bezittelijke voornaamwoorden opnoemen doordat we de oefeningen maken.


Slide 4 - Tekstslide

Info instaptoets
De volgende leerlingen blijven even wachten na de les
  • Kristian
  • Pia
  • Annemijn
  • Sophie
  • Amanda
  • Martijn
  • Ico
  • Anouk
  • Cas 
  • Rosa
  • Rafeh

Slide 5 - Tekstslide

Hausaufgabenkontrolle

Slide 6 - Tekstslide

Wörter Lektion 1
  • de wedstrijd
  • werken
  • verstaan
  • tegen
  • der See
  • stolz
  • etwa
  • außerdem
  •  der Wettkampf
  • arbeiten
  • verstehen
  • gegen
  • het meer
  • trots
  • ongeveer
  • bovendien

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf de Duitse bezittelijke voornaamwoorden op!
  • mijn
  • jouw
  • zijn
  • haar

  • ons/onze
  • jullie
  • hun
  • uw
timer
2:00

Slide 8 - Tekstslide

Besprechen
  • mijn
  • jouw
  • zijn
  • haar

  • ons/onze
  • jullie
  • hun
  • uw
  • mein (e)
  • dein (e)
  • sein (e)
  • ihr (e)

  • unser (e)
  • euer/ eure
  • ihr (e)
  • Ihr (e)


timer
2:00

Slide 9 - Tekstslide

Wie weet wat een bezittelijk voornaamwoord is?
  • Geven een bezit aan.
  • Staat op de plaats van een lidwoord.
  • Het staat altijd in combinatie met een zelfstandig naamwoord.
  • Gedraagt zich hetzelfde als het onbepaald lidwoord ein en krijgt daarom bij vrouwelijke woorden en meervoud een extra -e.

Slide 10 - Tekstslide

Wat valt op?
  • ich
  • du
  • er/sie/es


  • wir
  • ihr
  • sie
  • Sie
  • mein (e)
  • dein (e)
  • sein (e)
  • ihr (e)

  • unser (e)
  • euer/ eure
  • ihr (e)
  • Ihr (e)


  • Bij de bezittelijke voornaamwoorden kan er een -e achter komen.
  • Waarom?
  • Als het zelfstandige naamwoord achter het bezittelijke voornaamwoord vrouwelijk of meervoud is dan komt er net als bij ein en kein een -e achter het bezittelijk voornaamwoord.
  • Er staan 4 verschillende vormen van ihr. Wat is het verschil?
  • ihr als persoonlijk voornaamwoord betekent jullie en als bezittelijk voornaamwoord haar, hun en uw. Let op de hoofdletter bij de uw-vorm!

Slide 11 - Tekstslide

Memory bezittelijke voornaamwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Was weißt du schon?
Noem ten minste 4 bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 13 - Tekstslide

Selbständig arbeiten
- Wat: 

-Hoe: 




-Klaar:
Maken online: Kapitel 3.2, Aufgabe 9a en 9b
  • Lees de tekst en beantwoord de vragen.
  • Alleen 
  • De eerste 5 minuten niet praten en geen vragen. Daarna mag je vragen stellen en fluisteren.

timer
5:00


- Kapitel 3.2, Aufgabe 5, 6
- Maak versterk jezelf bij Kapitel 3------->
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Lesen/sehen/hören
Online: 3.1, Aufgabe 5: Wir lesen den Tekst zusammen und beantworten die Fragen.
Online:3.1, Aufgabe 6a wir schauen uns das Video an, welche Aussagen sind richtig.

Slide 15 - Tekstslide

Hausaufgaben
Lernen: Wörter Lektion 1 auf Seite 44. NL-D und D-N

Slide 16 - Tekstslide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Auf Wiedersehen!

Slide 18 - Tekstslide