In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Boek 1B Thema 5
Basisstof 3: Horen en zien
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan uitleggen hoe het gehoor- en gezichtzintuig werken.
Ik kan de delen van het oor benoemen met hun functie.
Ik kan de bouw en (de werking) van het oog beschrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Het Oor
Geluid opvangen: Oorschelp
Ingang: Gehoorgang
Uitgang: Gehoorzenuw
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wat trilt er als eerste wanneer een geluid je oor binnenkomt? Zet in de juiste volgorde.
trilhaartjes in het slakkenhuis
vocht in het slakkenhuis
trommelvlies
gehoorbeentjes
Slide 5 - Sleepvraag
gehoorgang
trommelvlies
gehoorbeentjes
evenwichtszintuig
slakkenhuis
buis van Eustachius
Slide 6 - Sleepvraag
Sleep de woorden op de juiste plaats in de tekst.
Wanneerje gaat duiken:
Hoe dieper in het water, hoe ................... de druk.
De druk in het buitenoor zal dus ............................. .
De druk in het middenoor wordt in verhouding ..................... dan in het uitwendig oor.
Kleiner
Hoger
Dalen
Stijgen
Slide 7 - Sleepvraag
Het Oog (buitenkant)
Slide 8 - Tekstslide
Het Oog (binnenkant)
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Zet de woorden in de juiste volgorde.
Het licht dat je oog binnenkomt gaat langs:
-->
-->
-->
-->
1
2
3
4
5
glasachtig lichaam
hoornvlies
lens
pupil
netvlies
Slide 11 - Sleepvraag
Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies
Vangt licht- prikkels op
Beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft
Slide 12 - Sleepvraag
Welk onderdeel van het oog zorgt voor de hoeveelheid lichtinval in het oog?
A
Netvlies
B
Pupil
C
Hoornvlies
D
Lens
Slide 13 - Quizvraag
Netvlies
Functie: Het licht omzetten in een impuls.
Twee lagen: zintuigcellen en zenuwcellen.
Twee typen zintuigcellen: staafjes en kegeltjes.
Slide 14 - Tekstslide
Staafjes
Kegeltjes
Slide 15 - Tekstslide
Wat is de functie van het netvlies?
A
Het oog voorzien van voedingsstoffen
B
Het licht omzetten in een impuls
C
Zorgen dat je scherp ziet
D
De impulsen vervoeren naar de hersenen?
Slide 16 - Quizvraag
Bijziend / Verziend
Bijziend -> ziet goed dichtbij (sterkte -)
Ooglens te bol of oogbol te lang
Verziend -> ziet goed ver weg (sterkte +)
Ooglens te plat of oogbol te kort
Slide 17 - Tekstslide
Werking van ogen
Lens kan boller of platter worden
Slide 18 - Tekstslide
De brillenglazen
Slide 19 - Tekstslide
Jan-Klaas zit altijd achterin de klas, maar hij kan het bord niet goed zien? Hij gaat naar de opticien om zijn ogen op te laten meten. Wat zal de opticien tegen hem zeggen en hem adviseren?