Trainingsleer SBL

Trainingsleer
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Trainingsleer

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de les:
  • Je hebt kennis over verschillende trainingsprincipes
  • Je weet wat trainen met je lichaam doet
  • Je kan je eigen trainingsschema aanpassen aan de hand van het FITT principe

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 5 grondmotorische eigenschappen
Coordinatie
Lenigheid
Uithoudingsvermogen
Kracht
Snelheid

CLUKS

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kracht
Er zijn vier soorten spierkracht:
1. Maximale kracht
2. Explosieve kracht
3. Snelkracht
4. Kracht uithoudingsvermogen

Slide 4 - Tekstslide

Kracht: het vermogen om door werking van je spieren een bepaalde weerstand te overwinnen, tegen te werken of te weerstaan

Maximale kracht: is de grootst mogelijke kracht die men kan ontwikkelen (gewichtheffen)

Explosieve kracht: het eenmalig verplaatsen van een zeer grote weerstand, zo snel mogelijk uitgevoerd (Kogelstoten, hoogspringen)

Snelkracht: het zo snel mogelijk op elkaar volgend verplaatsen van een weerstand of gewicht (sprint)

Krachtuithoudingsvermogen: Het vermogen om vermoeidheid of zich herhalende belasting te weerstaan (schaatsen, zwemmen)
Wat is trainen?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Trainen

Het regelmatig toedienen van in omvang en intensiteit (hoe zwaar iets voor je is) toenemende belasting met de bedoeling het prestatievermogen te verbeteren en blessures te voorkomen.

Je lichaam raakt dus uit balans en moet herstellen en wordt daar beter van

Slide 6 - Tekstslide

Door training probeer je dus je belastbaarheid (wat je lichaam aan kan) te vergroten


Persoonsgebonden
5 kilometer hardlopen zou voor beide personen een andere beleving zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke trainingsprincipes
Herstel en supercompensatie
Overload
Reversibiliteit
Overtraining
Verminderde meeropbrengst

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herstel en supercompensatie
Supercompensatie is een reactie van het lichaam op de training. 

Door voldoende rust te houden na de training herstelt je lichaam zodanig dat het prestatievermogen hoger is dan voor de training.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overload
Overload betekent letterlijk ‘zwaarder dan normaal’, 

Als het lichaam een bepaalde inspanning gewend is,  moet het lichaam zwaarder belast worden dan om het uit balans te brengen.

Spieren gaan zich beter voorbereiden op de volgende inspanning.  Je moet een steeds hogere inspanning (overload) gaan leveren om deze spierfunctie verder te ontwikkelen of te verbeteren.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reversibiliteit
Het prestatievermogen is niet blijvend. Na een tijdje verdwijnt het effect van de training

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overtraining

Slide 13 - Tekstslide

Het moment van de nieuwe trainingsprikkel is te vroeg, het herstel is nog niet voltooid.

Waarom moet Usain Bolt veel harder trainen om 0,1 seconde harder te kunnen lopen dan een beginnende atleet?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verminderde meeropbrengst

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

FITT

Slide 16 - Tekstslide

F = Frequentie (hoe vaak train je?)

I = Intensiteit (Hoe zwaar ga je trainen?)

T = Trainingsduur ( Hoelang duurt een training?)

T = Type activiteit (Welke trainingsvorm en oefening kies je?)
Frequentie:
De volgende training moet plaatsvinden tijdens de supercompensatie voor een optimaal resultaat.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intensiteit:
De toename van spierkracht vindt alleen plaats wanneer de spier zwaar wordt belast.

Per training moet de belasting worden verhoogd.
  • Het gewicht/weerstand moet groter
  • Het aantal herhalingen moet groter
  • Het aantal series
  • De snelheid waarmee de oefening wordt uitgevoerd


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trainingsduur
Bij hoge belasting horen weinig herhalingen en veel rust -> 
krachttoename


Bij lage belasting horen veel herhalingen en weinig rust -> Krachtuithoudingsvermogen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Type 
Zorg voor een warming-up.

Verschillende vormen van krachttraining

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uithoudingsvermogen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recap

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

FITT

Slide 23 - Tekstslide

F = Frequentie (hoe vaak train je?)

I = Intensiteit (Hoe zwaar ga je trainen?)

T = Trainingsduur ( Hoelang duurt een training?)

T = Type activiteit (Welke trainingsvorm en oefening kies je?)
F: Hoe vaak ga je hardlopen per week?               2x / 3x 
I: Intensiteit, zichtbaar dmv: hartslagmeter/loopsnelheid/verbruikte energie
T: duurtraining duurt minimaal 20 minuten om effectief te zijn.
afwisselen met Arbeid:Rust
T: Type trainingsvorm

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is training?

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies