Grammar: unit 3

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1-3

Lesson 1 

Onderwerp: Unit 3 

Many , much, few, little.

question tags

plaats voor tijd

plaats voor tijd

I have lived in Weert for 18 years

Eerst komt de plaats

daarna de tijd

Welke zin is onjuist

1. can you come to my party on Saturday
2. Real madrid played against Barcalona at 8 p.m. in Jeddah
3. Yesterday, we visited the museum.
4. We will go to the beach tomorrow

When to use which one?

examples 

I have a lot of money +

I have a few apples +

I have little time to finish this project. +

I have a lot of online games +

I don't have many friends -

a lot of

Many

Much

Choose: a little -a few- few- little?

Very ... people need that extra money

1. A few
2. Little
3. Few
4. A little

little / few?
I have _____ time for homework this afternoon.

1. little
2. few

Choose: a little -a few- few- little?

There are .... cookies left.

1. little
2. a little
3. few
4. a few

Choose: a little -a few- few- little?

There is ... in that box.

1. Little cash
2. Few cash
3. A little cash
4. A few cash

Voorbeelden

Pele was the Goat before Ronaldo, wasn't he?

Real Madrid has 15 champions league, don't they?

Unit 3 isn't as difficult as it seems, is it?

Stappenplan Question Tags

1. Kijk naar de normale zin: is die positief (+) of negatief (-)?
2. Schrijf bij een positieve zin de negatieve vorm van het werkwoord achter de zin 
   Schrijf bij een negatieve zin de positieve vorm van het werkwoord achter de zin.

HULPWERKWOORDEN

can, could, will, would, shall, should, may, might, must, to be

De question tag herhaalt het hulpwerkwoord uit de hoofdzin. Als de hoofdzin positief is, wordt de tag negatief. Is de hoofdzin negatief, dan wordt de tag positief. Hier is hoe het werkt:

We could help, Couldn't we?

We aren't reading, are we?

Geen hulpwerkwoord dan gebruik je een vorm van to do:

Thomas works fulltime, Doesn't he?

Much, many, little, few
I've bought .... sweets for the kids.

1. a few
2. a little

Chose from; much, many, little and few
I have … socks. (veel)

1. many
2. much
3. little
4. few

Much, many, lots of, little, few
My parents had .... luck in the casino.

1. few
2. little

Question Tags
Welke zin is correct?

1. Tom is very strong, is he?
2. Tom is very strong, isn't he?
3. Tom is very strong, don't he?
4. Tom is very strong, was he?

Question Tags

These women are independent, ...?

1. are they
2. aren't they
3. are she
4. aren't she

Question tags
She sings beautifully,____?

1. isn't it?
2. doesn't she?
3. didn't she
4. don' t she

2 truths 1 lie

ik wil dat iedereen 2 waarheden en  1 leugen .

over de grammatica van Hoofdstuk 3 bedenkt

in tweetallen

-2 waarheden 1 leugen bedenken

-ieder bedenkt 3 uitspraken over de toetsstof

-je mag alles gebruiken, boek,laptop,huiswerk,leraren

-je hebt 5 minuten 

-IN Fluisterniveau

klaar dan uitwisselen

mag je de uitspraken uitwisselen met de persoon die naast je zit.

Dit doen we 2 rondes

5 min voorbereiden

5 minuten uitwisselen

Tips

-Probeer de uitspraken zo moeilijk mogelijk te maken voor je klasgenoot om ze te kunnen onderscheiden

-remember je mag alles gebruiken.

Mr. El Arji's voorbeelden

Question Tags: Ze worden aan het einde van zinnen gebruikt om ze in vragen te veranderen.

Plaats voor de tijd: In het Engels verwijst "plaats voor de tijd" naar de grammaticale regel dat de tijdsbepaling meestal vóór de plaats in een zin komt.

Many, Much, Few, Little: "Much" wordt gebruikt met telbare zelfstandige naamwoorden, terwijl "many" wordt gebruikt met ontelbare zelfstandige naamwoorden.