Herhalingsles spelling

Herhalingsles spelling
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles spelling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
herhaling theorie met Lessenup
Oefenen 
laatste vragen stellen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je hoofdletters (2 antwoorden zijn correct)?
A
bij namen
B
bij maanden
C
bij heilige namen (bijvoorbeeld god)
D
bij dagen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is goed geschreven (let op hoofdletters?
A
nederland
B
Nederland
C
Maandag
D
adidas

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is goed geschreven?
A
valentina maakt veel strafwerk.
B
todor heeft zijn been gebroken.
C
Valentina is op Vakantie.
D
Todor heeft zijn been gebroken.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een leenwoord
Een leenwoord is een woord uit een andere taal dat wij in het Nederlands gebruiken. 

De meeste leenwoorden, die wij in Nederland gebruiken, komen uit het Latijn, Frans, Engels en Duits. Wist jij bijvoorbeeld dat het woord muur uit het Latijn komt, het woord stekker uit het Duits en het woord restaurant uit het Frans?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een Frans leenwoord...

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een Engels leenwoord...

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een Duits leenwoord...

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn allemaal korte klanken?
A
gat, dun, waar
B
bot, oor, fris
C
met, lap, vol
D
mis, muur, flap

Slide 13 - Quizvraag

Lange klanken:
A: waar
B: oor
D: muur

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn allemaal lange klanken?
A
mees, vraag, wordt
B
gaar, mis, Luuk
C
want, moord, blaar
D
muur, roos, laars

Slide 16 - Quizvraag

Korte klanken:
A: wordt (let op: er staat niet 'woord')
B: mis
C: want

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het kort...

- meervoud op -s (tafels)
- meervoud op 's (taxi's)
- meervoud op -en (stoelen)
- meervoud op -eren (kinderen)
- meervoud met trema (zeeën)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervouden op -s
Schrijf de -s aan een woord vast als de uitspraak correct blijft.

Voorbeelden:
Kamers
Logés
Dominees

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Om uitspraakproblemen te voorkomen 's!
  • Bij afkortingen: vwo's, cao's & cd's
  • In woorden die eindigen op: a, i, o, u en y: bikini's, piano's, accu's, lama's, hobby's
  • UITZONDERINGEN: etuis, bureaus, cowboys, jockeys, essays (geen uitspraakprobleem)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Om uitspraakproblemen te voorkomen 's!
  • Bij afkortingen: vwo's, cao's & cd's
  • In woorden die eindigen op: a, i, o, u en y: bikini's, piano's, accu's, lama's, hobby's
  • UITZONDERINGEN: etuis, bureaus, cowboys, jockeys, essays (geen uitspraakprobleem)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervouden op -en
Schrijf -en aan het woord vast: stoelen, koorden, mensen
  • Klinkerweglating: leraar > leraren
  • Medeklinkerverandering: glas > glazen
  • Mederklinkerverdubbeling: rok > rokken

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervouden met -s of -en
Er zijn woorden met twee meervoudsvormen, met -s of met -en.

Groentes > groenten
Aardappels > aardappelen
Gemeentes > gemeenten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervouden op -ie
Woorden die eindigen op -ie krijgen soms een -s (directies, kanaries), maar in andere gevallen -n (bacteriën) of -en (melodieën). Voor meervouden op -n of -en is de regel:

Klemtoon op -ie > meervoud met -iën
  • Industrie > industrieën
Klemtoon niet op -ie > meervoud met -n; trema op de e die er al staat
  • Olie > oliën 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervouden op -ee
Woorden die eindigen op -ee krijgen in het meervoud altijd -ën erbij. Hierbij let je op de klemtoon.

Twee > tweeën
Zee > zeeën

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees belangrijk! blz. 119

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Plusbladen maken!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies