Meervoudsvormen en verkleinvormen

Wat ga je doen vandaag?
Let goed op de uitleg
aan het eid komen nog wat vragen en
 daarna ga je naar NUMO spelling en 
oefen je 30 minuten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat ga je doen vandaag?
Let goed op de uitleg
aan het eid komen nog wat vragen en
 daarna ga je naar NUMO spelling en 
oefen je 30 minuten

Slide 1 - Tekstslide

Meervouden op -s
Schrijf de -s aan een woord vast als de uitspraak correct blijft.

Voorbeelden:
Kamers
Logés
Dominees

Slide 2 - Tekstslide

Om uitspraakproblemen te voorkomen 's!
  • Bij afkortingen: vwo's, cao's & cd's
  • In woorden die eindigen op: a, i, o, u en y: bikini's, piano's, accu's, lama's, hobby's
  • UITZONDERINGEN: etuis, bureaus, cowboys, jockeys, essays (geen uitspraakprobleem)

Slide 3 - Tekstslide

Meervouden op -en
Schrijf -en aan het woord vast: stoelen, koorden, mensen
  • Klinkerweglating: leraar > leraren
  • Medeklinkerverandering: glas > glazen
  • Mederklinkerverdubbeling: rok > rokken

Slide 4 - Tekstslide

Meervouden met -s of -en
Er zijn woorden met twee meervoudsvormen, met -s of met -en.

Groentes > groenten
Aardappels > aardappelen
Gemeentes > gemeenten

Slide 5 - Tekstslide

Meervouden op -ie
Woorden die eindigen op -ie krijgen soms een -s (directies, kanaries), maar in andere gevallen -n (bacteriën) of -en (melodieën). Voor meervouden op -n of -en is de regel:

Klemtoon op -ie > meervoud met -iën
  • Industrie > industrieën
Klemtoon niet op -ie > meervoud met -n; trema op de e die er al staat
  • Olie > oliën 

Slide 6 - Tekstslide

Meervouden op -ee
Woorden die eindigen op -ee krijgen in het meervoud altijd -ën erbij.

Twee > tweeën
Zee > zeeën

Slide 7 - Tekstslide

Vreemde meervouden
Oorspronkelijke Latijnse woorden hebben soms twee meervoudsvormen:

Museum > museums , musea
Datum > datums, data
Medium > mediums, media 

Slide 8 - Tekstslide

Verkleinwoorden
  • De meeste verkleinwoorden zijn eenvoudig te maken:

bank - bankje
film - filmpje
tafel - tafeltje
slang - slangetje

Slide 9 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij verkleinwoorden op een a, é, o of u wordt de klinker verdubbeld.

auto - autootje
café - cafeetje
opa - opaatje
kano - kanootje
accu - accuutje

Slide 10 - Tekstslide

Verkleinwoorden
  • Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof. 

baby - baby'tje
sherry - sherry'tje

  • Verkleinwoorden op i krijgen ie. 

taxi - taxietje

Slide 11 - Tekstslide

Onthouden!

machine - machientje
aspirine - aspirientje
jongen - jongetje
karbonade - karbonaadje
pudding - puddinkje

Slide 12 - Tekstslide

meervoud van machine
A
manchinerie
B
machinen
C
machines

Slide 13 - Quizvraag

verkleinwoord machine
A
machintjes
B
machintje
C
machientje

Slide 14 - Quizvraag

verkleinwoord taxi
A
taxietje
B
taxies
C
taxi`tje

Slide 15 - Quizvraag

meervoud museum
A
musea
B
museums
C
musea`s
D
museumi

Slide 16 - Quizvraag

meervoud piano
A
pianoos
B
piano`s
C
pianooen

Slide 17 - Quizvraag

meervoud hobby
A
hobbieen
B
hobbies
C
hobby`s

Slide 18 - Quizvraag