Upstairs downstairs

Upstairs / downstairs
Klassenverschillen in de 19e-eeuwse maatschappij
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBurgerschapMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Upstairs / downstairs
Klassenverschillen in de 19e-eeuwse maatschappij

Slide 1 - Tekstslide

In deze les krijgen de leerlingen een kijkje in het leven in Huis Van Gijn rond 1900. We bespreken we het verschil tussen upstairs en downstairs, de begrippen standenmaatschappij en klassenmaatschappij, de sociale kwestie en hoe de klassenmaatschappij ontstond in de 19e eeuw. 

Deze les sluit aan bij tijdvak 8 (tijd van burgers en  stoommachines (1800-1900) /  industrialisatietijd / 19e eeuw).
Aan het eind van deze les:
  • Ken je het verschil tussen upstairs en downstairs;
  • ken je de begrippen standenmaatschappij en klassenmaatschappij;
  • begrijp je hoe de klassenmaatschappij   ontstond in de 19e eeuw;
  • weet je hoe het leven van upstairs en   downstairs er uit zag in Huis Van Gijn.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit zijn Simon van Gijn (1836-1922) en
Cornelia Vriesendorp-van Gijn (1840-1898).

Ze woonden samen met hun personeel in hun herenhuis in Dordrecht. Simon was bankier, jurist en verzamelaar. Na zijn dood heeft hij het huis als museum nagelaten. 

In Huis Van Gijn kun je ervaren hoe een welgestelde familie en hun personeel woonden en werkten rond 1900.

Slide 3 - Tekstslide

Upstairs/downstairs verwijst naar de manier waarop de rijke klasse t/m de eerste helft van de 20ste eeuw woonde: samen met hun personeel.

Indelingen van de maatschappij in de 19de eeuw:
De familie van Gijn is niet van adel, maar wel van goede stand door 
familievermogen en goede betrekkingen. 
Is er sprake van een standen- of klassenmaatschappij in deze tijd?
Klik op de plusjes voor meer uitleg over deze begrippen. 
Standenmaatschappij: de bevolking is onderverdeeld in groepen die elk hun eigen rechten en plichten hebben. Hogere standen zijn vaak alleen te betreden door het hebben van de juiste afkomst.
Klassenmaatschappij: de bevolking is onderverdeeld in lagen die zijn gebaseerd op economische maatstaven. Hoe meer middelen en macht iemand tot zijn beschikking heeft, hoe hoger deze op de ladder staat. De meest eenvoudige indeling hierbij is die in een onderklasse, middenklasse en bovenklasse. 
A
Standenmaatschappij
B
Klassenmaatschappij
C
Allebei
D
Geen van beiden

Slide 4 - Quizvraag

Tot zeker halverwege de 19de eeuw kende men in Europa eigenlijk alleen standenmaatschappijen. Die vonden hun oorsprong in de vroege feodale middeleeuwen. Daarna veranderde dit. Bij de familie Van Gijn is sprake van een klassenmaatschappij. 
Verbindt de inwoners van Dordrecht aan de juiste sociale klasse:
zet ze 
in de goede volgorde op de sociale piramide van die tijd (1900).
arbeider in een Dordtse koekjesfabriek
dienstbode
Simon van Gijn
Graaf en gravin

Slide 5 - Sleepvraag

De meeste samenlevingen kennen een horizontale indeling, waarbij groepen mensen worden onderverdeeld in verschillende lagen. Uitgetekend (in een vereenvoudigd model) geeft dat meestal de vorm van een piramide: waarom is dat denk je? 

Antwoord: de hoogste laag van belangrijkste personen is maar klein, terwijl de onderste laag van laagst gerangschikten de grootste is. 

Door de industriële revolutie (klik op het plusje voor uitleg) kwamen middelen en macht bij andere
sociale klassen dan voorheen terecht. Hoe droeg de industrialisatie bij aan het veranderen van de standenmaatschappij (positie wordt geërfd) in een klassenmaatschappij (men kon stijgen in positie)?
Leg in je eigen woorden uit.
Industriële revolutie: de overgang van handmatig naar machinaal vervaardigde goederen die gepaard ging met grootschalige maatschappelijke veranderingen, de komst van een vierde sociale klasse, en een explosieve groei van het aantal fabrieken en de omvang van steden.

Slide 6 - Open vraag

Door de industrialisatie raakten de sociale verhoudingen zoals die nog voor 1800 golden langzaamaan in de verdrukking. Dat kwam omdat middelen en macht in toenemende mate terecht kwamen bij mensen die dat eerst niet hadden, terwijl een aantal groepen die ze wel hadden deze kwijt raakten. De traditionele standenmaatschappij veranderde in een klassenmaatschappij en in Nederland ontstond een geheel andere, verticale maatschappelijke indeling. Dit noemen we ook wel verzuiling. Veel mensen kregen hierdoor een heel ander plaats op de sociale ladder dan hun (voor)ouders hadden gehad binnen een klasse of zuil. 

Hieronder staan kenmerken van de verschillende indelingen. 
Wat hoort waarbij?
Standenmaatschappij
Klassenmaatschappij
De hiërarchie werd bepaald door traditie en overerving
De hiërarchie werd bepaald door economische maatstaven
Het was niet mogelijk om te stijgen
Het was mogelijk om te stijgen of dalen
3 standen: de geestelijkheid, de adel en de boeren/burgers
4 klassen: bovenklasse, middenklasse, arbeiders, onderklasse

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Upstairs en downstairs in Huis Van Gijn

Slide 8 - Tekstslide

'Upstairs' verwijst naar de adel of rijke klasse – de eigenaars van deze chique huishoudens, en op dat moment de upper class. 'Downstairs' verwijst naar het personeel (knechten en
dienstbodes; de 'lagere' arbeidersklasse). Dit was ook zo in Huis Van Gijn.

Filmfragment van 4:45 tot 5:50 (of 8:05)

De Van Gijns hadden meerdere inwonende personeelsleden.
1. Hoe zou jij het vinden om een inwonende dienstbode te zijn?
2. Noem een paar voor- en nadelen van inwonen bij je werkgever in deze tijd.

Slide 9 - Open vraag

1. Persoonlijk. Vraag de leerlingen hun antwoorden toe te lichten. 

2. 
Mogelijke voordelen: geen reistijd naar je werk, je hoeft geen eigen huis te hebben, etc. 

Mogelijke nadelen: je bent altijd op je werk, dus nooit echt vrij, je woont niet bij je familie, weinig vrijheid, etc. 

Welke ruimtes, kleding en voorwerpen waren exclusief of voornamelijk voor het echtpaar Van Gijn en hun gasten? En welke voor het personeel?
Upstairs
Downstairs
De keuken
De ontvangstzaal
De studeerkamer
De raamspuit
Japon
Schortje
De dinerkamer
De dienkamer
De badkamer
Piano

Slide 10 - Sleepvraag

Vraag de leerlingen om hun antwoorden toe te lichten bij enkele ruimtes, kledingstukken en/of voorwerpen. Welke kenmerken zien zij waardoor ze denken dat het voor arm of juist rijk is? Wat zijn de verschillen tussen ruimtes/kledingstukken/voorwerpen voor arm en rijk?

Upstairs: piano (een muziekinstrument bespelen was iets voor de hogere klasse), japon (de hogere klasse ging gekleed volgens de etiquette), ontvangstzaal (hier werden de gasten ontvangen alvorens naar de dinerkamer te gaan), dinerkamer (hier werd door meneer en mevrouw van Gijn en hun gasten gegeten), de badkamer was niet voor het personeel (dienend personeel waste zich met water uit een kom en ging in een houten hokje buiten naar de wc), studeren in de studeerkamer was iets dat downstairs zich niet kon permitteren (en waar ze geen geld of opleiding voor hadden).

Downstairs: raamspuit (gebruikt om ramen schoon te spuiten), dienkamer (hier werd het eten opgediend op het goede servies, alvorens het naar de dinerkamer werd gebracht), de keuken (hier werd door het personeel het eten bereid, maar ook het fornuis gestookt om te zorgen voor warm water en warme kolen), schortje (het personeel ging gekleed in het zwart met daarop een wit schortje).

Voor het personeel waren er speciale doorgangen en looproutes die ze gebruikten. Waarom zou dat zijn denk je?

Hier zie je de schuifdeuren tussen de dinerkamer en de tuinkamer. De familie Van Gijn gebruikte deze schuifdeuren, het personeel niet. Tijdens diners is deze deur dicht, zo kan het personeel ongezien tussen de dienkamer en de keuken heen en weer lopen. 
Dit is de deur naar de dienkamer. Het personeel gebruikte deze kleine, onopvallende deur om de familie Van Gijn en hun gasten te bedienen. 

Slide 11 - Open vraag

Het personeel moest zo onzichtbaar mogelijk zijn voor het "upstairs" volk (de familie en hun gasten). In Huis Van Gijn kan het personeel zo de dienkamer bereiken en vanuit daar een kleine deur speciaal voor het personeel naar de eetkamer. 


Diners: belangrijk voor je status

Slide 12 - Tekstslide

Het geven van (geslaagde) diners was belangrijk voor je status in die tijd.

Filmfragment van 13:00 tot 16:03.

Hoe was het om te behoren tot 'downstairs', denk je?

Slide 13 - Open vraag

Je kunt hier de leerlingen vragen hun antwoord toe te lichten. 
Waarom zat de positie van Juffrouw Fijn van Draat 
tussen upstairs en downstairs in?

Slide 14 - Tekstslide

Een aantal jaar na de dood van Cornelia van Gijn-Vriesendorp komt er ook een huishoudster in het huis om Simon van Gijn te ondersteunen, Juffrouw Fijn van Draat. Haar positie is interessant, eigenlijk zat ze tussen upstairs en downstairs in. 

Filmfragment van 16:13 tot 16:53

Vraag de leerlingen: weet je nog waarom?
  • Ze was in dienst van Simon van Gijn
  • Voor Simon van Gijn was ze een vertrouweling
  • Ze had de sleutel van de linnenkast
  • Ze had een eigen slaapkamer (de oude slaapkamer van meneer en mevrouw Van Gijn – best bijzonder dus!) 
  • Ze kreeg een chique bed van meneer Van Gijn. 
De sociale kwestie
De sociale kwestie in Nederland (1870-1918) is het sociale vraagstuk over de slechte leef– en werkomstandigheden van arbeiders. 

De sociale kwestie was een gevolg van de industriële revolutie. Waarom?

Het leidde tot de eerste vormen van sociale wetgeving, die nu kenmerkend zijn voor onze verzorgingsstaat.

Slide 15 - Tekstslide

De industriële revolutie begon in Engeland rond 1750. De industriële samenleving die hier het gevolg van was, ontstond ook in Nederland in de 19e eeuw. Er kwamen fabrieken en mensen trokken massaal naar de steden om hier te gaan werken. Er waren vaak niet alleen slechte leefomstandigheden, maar ook slechte en gevaarlijke werkomstandigheden voor de arbeiders, waarbij ze voor lage lonen lange werkdagen (12 à 14 uur) moesten maken. Kinderen en vrouwen waren, door de lage lonen, vaak gedwongen om mee te werken. Uitkeringen bestonden nog niet. Ongeveer 60% van de Nederlandse bevolking leefde in armoede. Doordat arbeid vervangen werd door machines was er veel werkloosheid.

Waarom kwam personeel in huishoudens als dat van de familie Van Gijn minder in opstand dan fabrieksarbeiders?

Slide 16 - Open vraag

Het personeel dat voor de familie van Gijn werkte, woonde bij hen in. Het was hard werken en ze maakten net als fabrieksarbeiders lange dagen, maar de omgeving was schoner en minder gevaarlijk dan in een fabriek. De werkomstandigheden waren dus beter dan in een fabriek. De verslechtering van de relatie tussen arbeider en werkgever ontstond in fabrieken. Tussen dienstbode en familie bleef deze relatie hetzelfde en dus was er geen reden om in opstand te komen. 

Vervolgvraag: was het leven in huis veel beter dan in een fabriek denk je? In welke opzichten wel/niet?



Wat heb je geleerd deze les? Beantwoord de volgende vraag: "Eerst dacht ik ..., nu denk ik ..."

Slide 17 - Open vraag

Vraag de leerlingen eventueel hun antwoorden toe te lichten. 
Bedankt!
Meer weten? 
Bezoek Huis Van Gijn
Nieuwe Haven 30
3311 AP Dordrecht

Slide 18 - Tekstslide

Huis Van Gijn bezoeken?
Voor alle klassen in het voortgezet onderwijs bieden wij de educatieve huistour Upstairs/downstairs aan. Hierbij maken de leerlingen kennis met het huis, haar voorwerpen en het leven in de 19de eeuw voor de bewoners en personeel van het huis. Wanneer je een speciaal project op school hebt en een bezoek wilt brengen aan Huis Van Gijn, helpen wij je graag bij het opzetten van een museumles op maat.

Reserveren:
Neem voor meer info en reserveringen direct contact op.
Dit kan via nummer (0)78 -770 87 08 of per e-mail onderwijs@huisvangijn.nl.