Herhaling H3 planten en dieren oefentoets

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 3: Planten en dieren

Planning

- Oefentoets

- Test jezelf/ samenvatten

Paragraaf 1: organismen in hun omgeving

Welke zoogdieren hebben plooikiezen?

1. Afvaleters
2. Alleseters
3. Planteneters
4. Vleeseters

Welke antwoord is een voorbeeld van een abiotische factor?

1. Partner
2. Zonlicht
3. Roofdier
4. Soortgenoot

Op wat voor manier is een klimplant aangepast aan zijn ecosysteem?

Uitspraak: met knipkiezen verscheuren vleeseters hun prooi. Is de uitspraak juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Paragraaf 2: planten

Waar zitten de vaatbundels in een plant?

1. Alleen in de stengel
2. In de stengel en in de wortel
3. In de stengel en de bladeren
4. In de stengel, wortel en bladeren

Welke stoffen en in welke richting vervoert de bastvaten stoffen?

1. Water en mineralen vanuit de bladeren naar de wortels
2. Water en mineralen vanuit de wortels naar de bladeren
3. Water , glucose en voedingsstoffen vanuit de bladeren naar andere delen van de plant
4. water, glucose en voedingsstoffen vanuit de wortels naar de bladeren

In de afbeelding zie je een schematische afbeelding van een vaatbundel. Met welke letter wordt een houtvat aangegeven?

1. Letter A
2. Letter B
3. Letter A en B
4. Kan je niet zien aan de afbeelding

Wat is de functie van de stengel van een plant?

Welke stoffen neemt de plant op uit zijn omgeving?

1. Alleen koolstofdioxide
2. Alleen water en koolstofdioxide
3. Water, koolstofdioxide en mineralen
4. Alleen mineralen en water

Hoe neemt de plant water en mineralen op?

1. Via de huidmondjes
2. Via de wortelharen

Paragraaf 3: energierijke stoffen

Stef zegt: "Glucose wordt alleen gemaakt in cellen met bladgroenkorrels."
Ali zegt "Glucose is een energierijke stof"
Wie heeft gelijk?

1. Ze hebben beide gelijk
2. Stef heeft gelijk
3. Ali heeft gelijk
4. Ze hebben beide geen gelijk

Uitspraak: bij de fotosynthese ontstaat er de stoffen koolstofdioxide en glucose

1. Juist
2. Onjuist

Wanneer vind het proces verbranding plaats?

1. Alleen in het licht
2. Alleen in het donker
3. In het licht en donker

Welke stoffen ontstaan bij het proces verbranding?

1. Glucose en zuurstof
2. Koolstofdioxide en water
3. Zuurstof en water
4. Koolstofdioxide en glucose

Een rijpende tomaat verandert van kleur. Waardoor komt dat?

1. Bladgroenkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels
2. Bladgroenkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
3. Kleurstofkorrels zijn overgegaan in bladgroenkorrels
4. Kleurstofkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels

Paragraaf 4: Voedselrelaties

Uitspraak: Het eerste schakel van een ecosysteem is altijd een producent.
Is deze uitspraak juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Noem 2 organismen die onder reducenten vallen?

In de afbeelding zie je schematisch de voedselkringloop. Welke antwoord hoort op nummer 1?

1. Producenten
2. Consumenten
3. Reducenten

Ecologie kun je bestuderen op verschillende niveaus. In welk rijtje staan ze op de juiste volgorde van klein naar groot?

1. Individu - levensgemeenschap - populatie - ecosysteem
2. Individu - populatie - ecosysteem - levensgemeenschap
3. Populatie - individu levensgemeenschap - ecosysteem
4. Individu - populatie - levensgemeenschap - ecosysteem

Paragraaf 5: Kringlopen

Uitspraak: de reducenten gebruiken voedingsstoffen van planten en geven voedingsstoffen door.
Is deze uitspraak juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Welke stof maakt deel uit van de stikstofkringloop?

1. Glucose
2. Koolstofdioxide
3. Nitraat
4. Zuurstof

Uitspraak: afvaleters zijn consumenten die de resten van planten en dieren eten.
Is deze uitspraak juist of onjuist

1. Juist
2. Onjuist

Bram en Marloes praten over de stikstofkringloop. Bram zegt "Als je planten eet, krijg je stikstof binnen".
Marloes zegt " Zonder schimmels en bacteriën kunnen planten in de natuur niet groeien". Wie heeft er gelijk?

1. Bram heeft gelijk
2. Marloes heeft gelijk
3. Beide gelijk
4. Beide ongelijk

Aan de slag!!

- Test jezelf maken in je boek