In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom A3Y! Wat fijn dat jullie er zijn!
Jas op de gang
Eten/drinken weg & kauwgom uit
Mobiel in de telefoontas
Pak je spullen erbij
Slide 1 - Tekstslide
Dit gaan wij doen:
Zelfstandig werken en leren voor de toets.
Slide 2 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Kies uit de volgende onderdelen:
1. Samenvatting maken m.b.v. leerdoelen
2. Extra oefenstencil maken
3. Begrippenkaartjes maken
4. Leren uit boek & opdrachten maken
5. Op laptop via de methode zelftesten maken
Code 468122
Slide 3 - Tekstslide
Wyona gaat kijken naar een voetbalwedstrijd tussen Ajax en Feyenoord. Ajax wint en er ontstaat een rel. Feyenoordsupporters maken de tribunes kapot en steken vuurwerk af. Dit is een voorbeeld van:
A
Positieve externe effecten
B
Negatieve externe effecten
C
Economische effecten
D
Sociale normen
Slide 4 - Quizvraag
Twee beweringen over externe effecten. I. Autorijden heeft slechts negatieve externe effecten. II. Toename van het autoverkeer leidt tot een toename van maatschappelijke kosten. Welke bewering(en) is/zijn goed?
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 5 - Quizvraag
Een inkrimping van Schiphol kan zowel positieve als negatieve externe effecten hebben. Twee uitspraken: I. Een negatief extern effect is dat Schiphol minder omzet zal maken. II. Een positief extern effect is dat omwonenden minder last van lawaai zullen hebben.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is juist
D
Beide zijn goed
Slide 6 - Quizvraag
Directe / indirecte belasting
Directe belastingen: Worden direct aan de belastingdienst betaald. Het gaat om de belasting over inkomen, winst en vermogen.
Indirecte belastingen: Zitten verwerkt in de prijs van producten en diensten. Ze worden betaald aan de verkoper, deze draagt ze af aan de belastingdienst. Het gaat om bijv. btw en accijns.
Slide 7 - Tekstslide
Nederland kent een progressief belastingsysteem. Wat houdt dat in?
Slide 8 - Open vraag
Belasting
Progressief belastingsysteem: iemand met een hoog inkomen moet naar verhouding (dus procentueel gezien) meer belasting betalen dan iemand met een laag inkomen.