H3.3 Lezen

Welkom!
1
WELKOM!
2
Boek- studiewijzer/mapje 
Pak alvast je spullen
Log in


Talent digitaal
 Toets bespreken

Lezen H.4.3 blz.
24
Aantekeningen schrift
Laptop
Etui en je leesboek
3
4
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom!
1
WELKOM!
2
Boek- studiewijzer/mapje 
Pak alvast je spullen
Log in


Talent digitaal
 Toets bespreken

Lezen H.4.3 blz.
24
Aantekeningen schrift
Laptop
Etui en je leesboek
3
4

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen
  • je herkent meningen en argumenten
  • je kent de signaalwoorden die een reden aangeven
  • je weet wat een betoog is
  • je kent de signaalwoorden die een conclusie aangeven
  • je weet hoe je de hoofdgedachte van een tekst opschrijft

Slide 2 - Tekstslide

Leerteksten lezen H.3.3
mening            +          signaalwoord        +        argument/reden

De lockdown moet worden afgeschaft ???       er zijn steeds minder mensen op de IC afdeling.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Signaalwoorden: blz.190-193
Tekst
verband
signaalwoorden
opsomming
tijdsvolgorde
tegenstelling
voorbeeld
reden
conclusie

Slide 5 - Tekstslide

Betoog
Een betoog is een tekst waarin de schrijver zijn mening geeft over een onderwerp. Hij wil dat jij zijn  mening deelt.

Tekstdoel=  overtuigen
Betoog - inleiding ( zegt zijn mening)
                 - kern ( geeft argumenten voor zijn mening
                 - slot ( geeft conclusie, herhaalt of geeft samenvatting

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 7 - Quizvraag

Opdrachten
Bekijk tekst 2 blz.191: tekstdoel?
Maak van H.3.3
1-3-4-5
Klaar ga verder met lezen tekst 2
6-7-8-9-10

Slide 8 - Tekstslide


 Welk  2 signaalwoorden wijzen op   het tekstverband reden:
Een schooluniform in Nederland zal niet werken, omdat kinderen hun identiteit verliezen wanneer ze altijd in hetzelfde uniform lopen. Ze gaan dan namelijk op in de massa, waardoor ze zich qua kleding niet meer onderscheiden van de rest.

Slide 9 - Open vraag

Welkom!
1
WELKOM!
2
Boek- studiewijzer/mapje 
Pak alvast je spullen
Log in


Talent digitaal
 
Lees alvast de leertekst blz. 193 en                    195
Aantekeningen schrift
Laptop
Etui en je leesboek
3
4

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit: waarom is dit een overtuigende tekst?(betoog)

Slide 11 - Tekstslide

Betoog
Een betoog is een tekst waarin de schrijver zijn mening geeft over een onderwerp. Hij wil dat jij zijn  mening deelt.

Tekstdoel=  overtuigen
Betoog - inleiding ( zegt zijn mening)
                 - kern ( geeft argumenten voor zijn mening
                 - slot ( geeft conclusie, herhaalt of geeft samenvatting

Slide 12 - Tekstslide


Een betoog heeft als tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 13 - Quizvraag


Wat moet je als schrijver doen als je tekstdoel overtuigen is?
A
Je legt uit en geeft vooral feiten
B
Je probeert een mening te geven met argumenten.
C
Je probeert lezers te overtuigen iets te gaan doen.
D
Je schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 14 - Quizvraag

HOOFDGEDACHTE van een tekst


- het belangrijkste van een tekst kan 

in één zin samengevat worden:
de hoofdgedachte

Slide 15 - Tekstslide

HOOFDGEDACHTE van een tekst
- je vindt de hoofdgedachte van een tekst door de vraag te stellen:
Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?

- de hoofdgedachte van een tekst staat vaak in de inleiding of in het slot van een tekst

 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Antwoord

Hoofdgedachte: Het evenement Wild in the Streets wordt op 5 juli gehouden.

Slide 17 - Tekstslide

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Recensie van een film of boek
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 18 - Sleepvraag

Welkom!
1
WELKOM!
2
Boek- studiewijzer/mapje 
Pak alvast je spullen
Log in


Talent digitaal
 
Lees alvast de leertekst blz. 193 en                    195
Aantekeningen schrift
Laptop
Etui en je leesboek
3
4

Slide 19 - Tekstslide

Benoem het signaalwoord behorende bij het tekstverband: reden

Slide 20 - Tekstslide

HOOFDGEDACHTE van een tekst
- je vindt de hoofdgedachte van een tekst door de vraag te stellen:
Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?

- de hoofdgedachte van een tekst staat vaak in de inleiding of in het slot van een tekst

 

Slide 21 - Tekstslide

lees eerst de tekst. Waar zit hier een argument?
Een schooluniform in Nederland zal volgens mij niet werken,  omdat kinderen hun identiteit verliezen wanneer ze altijd in hetzelfde uniform lopen. Ze gaan dan namelijk op in de massa, waardoor ze zich qua kleding niet meer onderscheiden van de rest.

Slide 22 - Tekstslide


 Maak de zin af.
 Aan een signaalwoord kun je zien ...
 Vraag 4 van 10
A
uit hoeveel alinea’s de tekst bestaat.
B
wat voor soort zin er in de tekst staat.
C
uit hoeveel zinnen de tekst bestaat.
D
wat voor soort verband er in de tekst staat.

Slide 23 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden want, immers en namelijk?
 Vraag 8 van 10
A
reden
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 24 - Quizvraag

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 25 - Tekstslide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 26 - Quizvraag

 lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 27 - Tekstslide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 28 - Open vraag

Opdrachten
Maak van H.3.3
1-3-4-5
Klaar ga verder met lezen tekst 2
6-7-8-9-10-11 13-14 T/M 19

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide


  Welk tekstverband geeft het  signaalwoord: omdat?

Slide 31 - Open vraag


  Op welk tekstverband wijst
  het signaalwoord dus?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 32 - Quizvraag


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

 Vraag 1 van 10
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 33 - Quizvraag


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
 Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 34 - Quizvraag


 Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
 Vraag 3 van 10
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 35 - Quizvraag


 Wat is geen voorbeeld van een  
 tekstverband?
 Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
kernzin

Slide 36 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 37 - Quizvraag


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 9 van 10
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 38 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 39 - Quizvraag

lees eerst de tekst. Schrijf de signaalwoorden op in je schrift en daarbij het tekstverband. Gebruik je boek als bron

Slide 40 - Tekstslide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 41 - Sleepvraag

Tekstverband = voorbeeld
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 42 - Sleepvraag