2 October Unit 1

3 October Unit 1
Tasks this week:
Unit 1 - Lesson 4 and study studybox 4
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3 October Unit 1
Tasks this week:
Unit 1 - Lesson 4 and study studybox 4

Slide 1 - Tekstslide

What's the date today?
(Schrijf voluit)

Slide 2 - Open vraag

Maak een zin met 'to sing' waarin je de present continuous gebruikt.

Slide 3 - Open vraag

Wanneer gebruik je de present simple?

Slide 4 - Open vraag

Wat zijn intensifiers?
Intensifiers zijn woorden die de betekenis van andere woorden intenser maken/ versterken. In het Nederlands heten deze woorden bijwoorden.

It is very exciting to be back after an incredibly long break.

I was kind of disappointed about my test results.

Slide 5 - Tekstslide

Waar staan intensifiers?
Intensifiers  staan direct vóór het woord waar ze iets over zeggen en geven antwoord op de vraag: Hoe? (How?)

Ralph is angry.               Ralph is boos.
Hoe boos is Ralph?
Ralph is really angry.

She is creative.               Ze is creatief.
Hoe creatief is ze?
She’s extremely creative.














Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn intensifiers?

Slide 7 - Tekstslide

IMPORTANT!
Don't confuse to with too
to = naar  
too = te  

Slide 8 - Tekstslide

Tips
  • Vertaal de zin en bepaal welk woord het meest passend is.
  • Leer de betekenis van alle 'intensifiers' uit je hoofd.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
1. Have you seen Henk? He is so incredibly hot.
2. David is such a funny guy.
3. I am too tired to do my homework.
4. Kevin is a really good kisser.

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een intensifier in een zin?
A
om de zin langer te maken
B
om de betekenis van een ander woord af te zwakken
C
om de betekenis van een ander woord te versterken

Slide 11 - Quizvraag

Welke is geen intensifier?
A
extremely
B
really
C
too
D
quickly

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste intensifier:

This story is far perfectly / too / such scary for me. I can’t continue reading.
A
perfectly
B
too
C
such

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste intensifier:

Thank you perfectly / very / seriously much!
A
Perfectly
B
Very
C
Seriously

Slide 14 - Quizvraag

Welke van deze woorden zijn intensifiers: absolutely, deeply, extremely, quite, really, so, too, very
A
allemaal
B
geen van allen
C
alleen absolutely
D
alleen really

Slide 15 - Quizvraag

Intensifiers: samengevat
Wat?: versterkt(=intensifies) de betekenis van een ander woord 

Hoe?: zet het woord voor het woord waar ze iets over zeggen.

Vb: She is extremely angry right now. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide


Prepositions of place

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Preposition of place

- things that are higher 
   than something else
- over --> movement
- over --> if something is
                  covered




&

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

3. Prepositions of place

Pick the right answer!
A
under
B
in front of
C
between
D
below

Slide 23 - Quizvraag

Prepositions of place

Pick the right answer!
A
next to
B
among
C
over
D
between

Slide 24 - Quizvraag

Prepositions of place

Pick the right answer!
A
I’m on an airplane.
B
I’m in an airplane.

Slide 25 - Quizvraag

Prepositions of place

Pick the right answer!
A
She is between the chair and the table.
B
She is among the chair and the table.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de weektaak voor deze week?

Slide 27 - Open vraag

Design your own test
design 4 assignments
  • 1 about vocabulary
  • 1 about expressions
  • 2 about Grammar

Each activity should contain at least 10 questions

Slide 28 - Tekstslide