Lichaamsdelen/avoir mal à/ww-re/il faut

Chez le docteur - chapitre 4

In deze lessonup herhaal je:

- les parties du corps
- hoe je zegt dat je pijn hebt 
- les verbes -RE 
- het praktische 'il faut'
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Chez le docteur - chapitre 4

In deze lessonup herhaal je:

- les parties du corps
- hoe je zegt dat je pijn hebt 
- les verbes -RE 
- het praktische 'il faut'

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welke lichaamsdelen
ken je al in het Frans?

Slide 4 - Woordweb

Noem zoveel mogelijk Franse lichaamsdelen met hun lidwoord.

Slide 5 - Open vraag

Elle a mal où?

Slide 6 - Woordweb

Il a mal où?
A
Il a mal aux oreilles.
B
Il a mal au cou.
C
Il a mal aux yeux.
D
Il a mal à la tête.

Slide 7 - Quizvraag

Il a mal où?
A
Il a mal à la tête.
B
Il a mal au genou.
C
Il a mal au bras.
D
Il a mal au dos.

Slide 8 - Quizvraag


Il a mal où?
A
il a mal au genou.
B
il a mal à la jambe.
C
il a mal au ventre.
D
il a mal à la main.

Slide 9 - Quizvraag


Et lui, il a mal où?
En hij, waar heeft hij pijn?
A
Il a mal au ventre.
B
Il a mal au coeur.
C
Il a mal au dos.
D
Il a mal à la jambe.

Slide 10 - Quizvraag

Hoe zeg je 'Ik heb pijn aan' in het Frans?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Maak een zelf een zin in het Frans:

'Ik heb pijn aan + lichaamsdeel'
(mannelijk enkelvoud)

Slide 13 - Open vraag

geef voorbeelden
van lichaamsdelen
waarbij je AU gebruikt

Slide 14 - Woordweb

welke is fout?
A
j'ai mal au ventre
B
tu as mal au dos
C
vous avez mal au tête
D
il a mal au genou

Slide 15 - Quizvraag

Tu notes trois parties du corps
féminines (vrouwelijk)

Slide 16 - Open vraag

welke is goed?
A
tu as mal à la ventre?
B
tu as mal à la tête?
C
tu as mal à la doigt?
D
tu as mal à la yeux?

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Maintenant, tu fais een zin en français:

'Ik heb pijn aan + lichaamsdeel'
(vrouwelijk enkelvoud)

Slide 19 - Open vraag

bij welk lichaamsdeel gebruik je
à la.....?
A
bras
B
dos
C
oeil
D
jambe

Slide 20 - Quizvraag

dus..... tu comprends?

à la jambe - tête - gorge - dent - (l') oreille

au dos - ventre - pied - doigt - genou - nez

aux dents - yeux - bras - oreilles - genoux

Slide 21 - Tekstslide

ik heb buikpijn
A
j'ai mal à la ventre
B
j'ai mal au ventre
C
j'ai mal aux pieds
D
j'ai mal à la jambe

Slide 22 - Quizvraag

welk lichaamsdeel past in deze zin:

elle a très mal aux...........?
A
dents
B
genou
C
gorge
D
dos

Slide 23 - Quizvraag

wat past hier in de zin:
j'ai vraiment mal ............ yeux?
A
à
B
à la
C
aux
D
au

Slide 24 - Quizvraag

even iets anders.... welke regelmatige werkwoorden op -RE ken je?
Noem ze in het Frans!

Slide 25 - Open vraag

wij geven het geld terug =
A
nous attendons l'argent
B
nous rendons l'argent
C
nous perdons l'argent
D
nous avons l'argent

Slide 26 - Quizvraag

Wat hoort bij:
il - vous - elles - passé composé?
Hou deze volgorde aan!
A
perds - perdons - perdez - perdre
B
perds - perdez - perdre - perdu
C
perd - perdons - perdent - perdre
D
perd - perdez - perdent - perdu

Slide 27 - Quizvraag

ik verkoop
je descends
ik verlies
je réponds
j'entends
j'attends
ik antwoord
ik wacht
ik hoor
ik verlies
ik ga naar beneden
ik stap uit
ik verkoop
je descends

Slide 28 - Sleepvraag

Regelmatige werkwoorden
-er: manger, nager, regarder, ecouter etc. ​
 –ir:  finir, choisir, rougir, réussir
 
Nu de laatste categorie: -re 
Perdre = verliezen | vendre = verkopen
Attendre = wachten op | etendre = horen
Rendre = teruggeven

Slide 29 - Tekstslide

Je
Tu
Il/Elle/On
Nous
Vous
Ils/Elles
perds
perds
perd
perdons
perdez
perdent

Slide 30 - Sleepvraag

Je
Tu
Il/Elle/On
Nous
Vous
Ils/Elles
as attendu
ai entendu
a rendu
avons vendu
avez vendu
ont perdu

Slide 31 - Sleepvraag

Il faut
il faut + hele werkwoord ​
Par exemple:​
il faut faire des exercices! – je moet oefeningen doen!​
il faut écouter! – jullie moeten luisteren!​
Il faut aller au docteur! - je moet naar de dokter gaan!

Slide 32 - Tekstslide