herhaling V2 voor toetsweek 3

Bonjour la classe!
Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?
-  mettre
- bijvoeglijk naamwoorden speciale gevallen
- regelmatige ww. op -re
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour la classe!
Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?
-  mettre
- bijvoeglijk naamwoorden speciale gevallen
- regelmatige ww. op -re

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent het werkwoord mettre?
A
Leggen / Zetten
B
Leggen / Meten
C
Meten / Zetten
D
Meten / Pakken

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het hulpwerkwoord bij het werkwoord mettre in de passé composé?
A
Avoir
B
Être

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord mettre?
A
Mi
B
Mis
C
Mu

Slide 4 - Quizvraag

Présent

Je mets (ik 
Tu mets
Il/elle/on met
Nous mettons
Vous mettez
Ils/elles mettent
Passé composé

J' ai mis
Tu as mis
Il/elle/on a mis
Nous avons mis
Vous avez mis
Ils/elles ont mis

Slide 5 - Tekstslide

Je ..... le livre sur la table. ( présent)

Slide 6 - Open vraag

Nous ..... un jean. ( présent)

Slide 7 - Open vraag

Abdel et Julie ...... leur voiture sur le grand parking (présent)

Slide 8 - Open vraag

Vertaal: hij heeft gelegd

Slide 9 - Woordweb

Het bijvoeglijk naamwoord
De bijzondere gevallen!

Slide 10 - Tekstslide

J'ai mangé une glace .......(délicieux)
A
délicieuxe
B
délicieuse
C
délicieux

Slide 11 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -if zoals, sportif en actif, krijgen in de vrouwelijke vorm enkelvoud de uitgang:
A
fs
B
ve
C
fes
D
vees

Slide 12 - Quizvraag


C'est un .... exemple ... (belle)
A
bel
B
belle
C
beaux

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal:
Mijn grote zus

Slide 14 - Open vraag

Noteer de juiste vorms van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
Aujourd'hui je porte ma ...... chemise ....... (wit)

Slide 15 - Open vraag

Vertaal: mijn nieuwe buren

Slide 16 - Open vraag

Welke lichaamsdelen ken je al in het Frans?

Slide 17 - Woordweb

Hoe zeg je 'Ik heb pijn aan' in het Frans?

Slide 18 - Open vraag

Il a mal où?
A
Il a mal aux oreilles.
B
Il a mal au cou.
C
Il a mal aux yeux.
D
Il a mal à la tête.

Slide 19 - Quizvraag

Il a mal où?
A
Il a mal à la tête.
B
Il a mal au genou.
C
Il a mal au bras.
D
Il a mal au dos.

Slide 20 - Quizvraag

Il a mal où?
A
Il a mal au ventre.
B
Il a mal au coeur.
C
Il a mal au dos.
D
Il a mal à la jambe.

Slide 21 - Quizvraag

répondre au présent
je           réponds
tu          réponds
il/elle/on répond
nous          répondons
vous        répondez
ils/elles    répondent

Slide 22 - Tekstslide

Je
Tu
Il/Elle/On
Nous
Vous
Ils/Elles
perds
perds
perd
perdons
perdez
perdent

Slide 23 - Sleepvraag

répondre au passé composé
j'ai répondu
tu as répondu
il/elle/on a répondu
nous avons répondu
vous avez répondu
ils/elles ont répondu

Slide 24 - Tekstslide

Je
Tu
Il/Elle/On
Nous
Vous
Ils/Elles
as attendu
ai entendu
a rendu
avons vendu
avez vendu
ont perdu

Slide 25 - Sleepvraag

Vertaal: ik antwoord
A
j'attend
B
je réponds
C
il vend
D
je vends

Slide 26 - Quizvraag

Voor de toets moet ik nog goed herhalen:
mettre
de ww op -re
avoir mal à
alles
Niets, alles onder controle!
de bijvoeglijke naamwoorden

Slide 27 - Poll

Vertaal: Ik heb verkocht
A
j'ai vendu
B
je suis vendu
C
j'ai perdu
D
je suis perdu

Slide 28 - Quizvraag