VSD cursus 4 §3 taalverandering

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De verwachtingen tijdens de lessen Nederlands
  • Je gaat meteen zitten volgens de vaste plattegrond.
  • Gebruik je laptop alleen als dat nodig is.
  • Steek je hand op als je iets wilt vragen.
  • We luisteren naar elkaar

Slide 2 - Tekstslide

  • Herhaling vorige les
  • Kennen en kunnen
  • Taalverandering
  • Uitleg 
  • Opdrachten maken
  • Klassikaal opdr. 5 maken
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een streektaal?
A
De landstaal van een land
B
Een taal van een bepaalde streek, die afwijkt van de van de landstaal
C
Door de overheid officieel erkende taal
D
Het Nederlands dat als correct taalgebruik wordt gezien.

Slide 4 - Quizvraag

Wat het Standaardnederlands?
A
De landstaal van een land
B
Een taal van een bepaalde streek, die afwijkt van de van de landstaal
C
Door de overheid officieel erkende taal
D
Het Nederlands dat als correct taalgebruik wordt gezien.

Slide 5 - Quizvraag

Wat een rijkstaal
A
De landstaal van een land
B
Een taal van een bepaalde streek, die afwijkt van de van de landstaal
C
Door de overheid officieel erkende taal
D
Het Nederlands dat als correct taalgebruik wordt gezien.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een rijkstaal en een streektaal (dialect)?

Slide 7 - Open vraag

Is het Bildts een rijkstaal?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

De Friese taal is volgens de overheid een ________
A
dialect
B
moedertaal
C
rijkstaal
D
streektaal

Slide 9 - Quizvraag

Waarom spreken Nederlands in Limburg anders dan hier in Friesland?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video


Zou het nieuws over 100 jaar zo gepresenteerd kunnen worden?



Denk na over je antwoord: je moet kunnen uitleggen waarom je dat denkt. 

Slide 12 - Tekstslide

Verandert de Nederlandse taal vaak? Wat denk jij?
A
De taal verandert vaak
B
De taal verandert nu al een tijdje niet meer
C
De taal verandert nooit

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Link

  • Taalverandering
  • Leenwoord
  • Taalvernieuwing
  • Straattaal
  • Uitleggen hoe onze taal (het Nederlands) verandert.
  • Benoemen op welke manieren nieuwe woorden ontstaan.
  • Uitleggen wat het woord 'taalverandering' betekent.

Slide 15 - Tekstslide

Begrippen
- Samen de tekst lezen op blz. 94 -
Leenwoord - woord dat is overgenomen uit een andere taal. 

Taalvernieuwing - het verschijnsel dat taal steeds verandert en dat er woorden bijkomen.

Straattaal - taal de afwijkt van de standaardtaal en vooral door jongeren op de straat wordt gesproken.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

  • Wat: Maak opdracht 1 blz. 94
  • Hoe: alleen
  • Hulp: tekstboek en mevrouw de Vries
  • Tijd: 5 min.
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar: lees opdrachten 2, 3, en 4 door. Hier kun je ook alvast aan beginnen.
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

  • De wereld om ons heen blijft veranderen en dit geldt ook voor onze taal. Er sterven woorden af, maar er komen ook nieuwe woorden bij. Dit kan op twee manieren:
  • Woorden die afkomstig zijn uit een ander taal noemen we leenwoorden. Wij lenen deze woorden, maar passen ze wel aan onze eigen spelling aan (baby'tje, computeren).
  • We bedenken zelf nieuwe woorden. Dit gebeurt vaak als er iets in onze maatschappij verandert, denk maar aan de covid-tijd.
Taal verandert!

Slide 20 - Tekstslide

  • We nemen een woord volledig over uit een andere taal: e-mail, sale, ambulance.
  • Twee woorden worden samengevoegd tot één: toetsenbordterrorist, kaasschaaf, zonnepaneelschaamte.
  • Een complete nieuwe vorm. Dit komt niet vaak voor: onesie.
Hoe ontstaan nieuwe woorden?

Slide 21 - Tekstslide

Dat betekent dat mensen de nieuwe woorden maar voor een korte periode gebruiken. Wordt het woord wel langer gebruikt? Dan komt het woord in het woordenboek. Denk maar eens aan de woorden die tijdens covid zijn ontstaan:
raamvisite, hoestschaamte. 
Nieuwe woorden komen en gaan

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Ook jongerentaal levert nieuwe woorden op. Denk aan matties, rwina of herres. In jongerentaal ontstaan nieuwe woorden vaak door ontlening: woorden worden geleend uit Surinaams, Turks of Engels
Jongerentaal /
Straattaal 

Slide 24 - Tekstslide

Uitlegfilmpje! 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

  • Wat: Maak opdracht 2, 4 en 5 op blz. 95
  • Hoe: alleen
  • Hulp: tekstboek en mevrouw de Vries
  • Tijd: 10 min.
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar: Maak opdracht 3.
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Welke Engelse woorden herkende
je in de songtekst?

Slide 29 - Woordweb

Welk Nederlands woord hebben we voor 'hometown'?

Slide 30 - Woordweb

Welk Nederlands woord hebben we voor 'sold out'?

Slide 31 - Woordweb

Taal staat nooit stil. Noem één manier waarop onze taal kan veranderen.

Slide 32 - Open vraag

Wat zijn leenwoorden?
A
Woorden die we tijdelijk lenen, maar ze komen niet in het woordenboek.
B
Woorden zie zijn overgenomen uit een ander tijdperk.
C
Woorden die zijn overgenomen uit een andere taal.
D
Woorden die door onderzoekers zijn bedacht.

Slide 33 - Quizvraag

Leg in eigen woorden uit
wat 'taalverandering' betekent.

Slide 34 - Open vraag

Extra
Nederlands in de middeleeuwen

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video