BSR 1bka Cursus Taal §3

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL


  • Lees tekst 1 op blz. 90.
  • Log alvast in op LessonUp.
§3 Taalverandering
timer
5:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL


  • Lees tekst 1 op blz. 90.
  • Log alvast in op LessonUp.
§3 Taalverandering
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt uitleggen hoe onze taal (het Nederlands) verandert.
  • Je weet op welke twee manieren nieuwe woorden onststaan.
  • Taaldoel: je kunt uitleggen wat het woord 'taalverandering' betekent.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:
  • Terugblikken op de vorige les;
  • verder met Cursus 4: Taal, paragraaf 3 ;
  • in gesprek over de begrippen taalverandering, leenwoorden en verengelsing.

Slide 3 - Tekstslide

  • Gebruik je iPad alleen als dat nodig is.
  • Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
  • Als een klasgenoot aan het woord is,
    is de rest van de klas stil.
  • Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De regels tijdens de lessen Nederlands

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wie kan kort vertellen waar we het
de vorige les over hebben gehad?

Slide 6 - Tekstslide

  • Een streektaal is een taal van een bepaalde streek of een bepaalde plaats, die anders is dan de Standaardtaal (het Nederlands).
  • Denk aan Fries, Vlaams, Limburgs.
Streektaal 
(dialect)

Slide 7 - Tekstslide

Verandert de Nederlandse taal vaak? Wat denk jij?
A
De taal verandert vaak
B
De taal verandert nu al een tijdje niet meer
C
De taal verandert nooit

Slide 8 - Quizvraag

Wat?
Cursus 4, paragraaf 3: Taalverandering
Rode boek: Maak opdracht 1 samen (blz. 90).
Blauwe boek: Maak opdracht 1 zelfstandig (blz. 90).
Hoe?
Zelf of in tweetallen , overleg fluisterend.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuutjes.

Klaar?
Lees de vragen van opdracht 2, 3 en 4 alvast.
Je kunt hier ook alvast aan beginnen.
Oriënteren
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

  • Kijk op de website naar de woorden die nog niet zo lang bestaan in onze taal. 


Kies drie woorden uit de lijst en schrijf deze op. Noteer ook wat deze woorden betekenen. Je mag zelf kiezen uit welk jaar de woorden komen.
Nieuwe woorden
Nieuwe woorden per jaar
timer
4:00

Slide 10 - Tekstslide

  • De wereld om ons heen blijft veranderen en dit geldt ook voor onze taal. Er sterven woorden af, maar er komen ook nieuwe woorden bij. Dit kan op twee manieren:
  • Woorden die afkomstig zijn uit een ander taal noemen we leenwoorden. Wij lenen deze woorden, maar passen ze wel aan onze eigen spelling aan (baby'tje, computeren).
  • We bedenken zelf nieuwe woorden. Deze nieuwe woorden noemen we neologismen. Dit gebeurt vaak als er iets in onze maatschappij verandert, denk maar aan de covid-tijd.
Taal verandert!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

  • We nemen een woord volledig over uit een andere taal: e-mail, sale, ambulance.
  • Twee woorden worden samengevoegd tot één: toetsenbordterrorist, kaasschaaf, zonnepaneelschaamte.
  • Een complete nieuwe vorm. Dit komt niet vaak voor: onesie.
Hoe ontstaan nieuwe woorden?

Slide 13 - Tekstslide

Dat betekent dat mensen de nieuwe woorden maar voor een korte periode gebruiken. Wordt het woord wel langer gebruikt? Dan komt het woord in het woordenboek. Denk maar eens aan de woorden die tijdens covid zijn ontstaan:
raamvisite, hoestschaamte. 
Nieuwe woorden komen en gaan

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Ook jongerentaal levert nieuwe woorden op. Denk aan matties, rwina of herres. In jongerentaal ontstaan nieuwe woorden vaak door ontlening: woorden worden geleend uit Surinaams, Turks of Engels
Jongerentaal /
Straattaal 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat?
Cursus 4, paragraaf 3: Taalverandering
Rode boek: Maak opdracht 2 en 3 (blz. 91).
Blauwe boek: Maak opdracht 2, 3 en 4 (blz. 91).
Hoe?
Zelf of in tweetallen , overleg fluisterend.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuutjes.

Klaar?
Maak een woordweb van alle begrippen die we tot nu toe hebben gehad!
Oefenen met paragraaf 3
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Probeer de neologismen aan de juiste betekenis te koppelen. 
uit je vriendenlijst verwijderen
geluiddempend behangpapier
iemands uitgeblazen rook inademen
tweedehandsrook
ontvrienden
fluisterbehang

Slide 19 - Sleepvraag

Probeer de neologismen aan de juiste betekenis te koppelen. 
een extra uitdagende klas waarin moeilijker werk opgegeven wordt
zweetplek
mensen die een file veroorzaken door te kijken naar een ongeval
kijkersfile
kangoeroeklas
okselvijver

Slide 20 - Sleepvraag

  • Je kunt uitleggen hoe onze taal (het Nederlands) verandert.
  • Je weet op welke twee manieren nieuwe woorden onststaan.
  • Taaldoel: je kunt uitleggen wat het woord 'taalverandering' betekent.
Lesdoelen

Slide 21 - Tekstslide

Taal staat nooit stil. Noem één manier waarop onze taal kan veranderen.

Slide 22 - Open vraag

Noem een manier waarop nieuwe woorden ontstaan. Probeer ook een voorbeeld te geven.

Slide 23 - Open vraag

Leg in je eigen woorden wat 'taalverandering' betekent.

Slide 24 - Woordweb

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 25 - Tekstslide