In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Periode 2
Week 3
Slide 1 - Tekstslide
Vorige week
2.1 Oriënteren op gesproken teksten
2.2 Aantekeningen maken
Slide 2 - Tekstslide
Planning
1.1 Intensief lezen
1.2 Woordbetekenis en beeldspraak
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik kan een tekst begrijpen door hem intensief te lezen.
Ik kan de betekenis van onbekende woorden en beeldspraak achterhalen.
Slide 4 - Tekstslide
In welke gevallen lees je een tekst intensief?
Slide 5 - Open vraag
1.1 Intensief lezen
Theorie 1: Een tekst intensief lezen
Tekst helemaal begrijpen? → intensief lezen
Intensief lezen = tekst nauwkeurig lezen + weten waar de tekst precies over gaat
Je leest intensief na de tekst globaal te hebben gelezen
Slide 6 - Tekstslide
Veel teksten zijn ingedeeld in verschillende delen. Welke delen zijn dit?
Slide 7 - Open vraag
1.1 Intensief lezen
Theorie 2: De indeling van een tekst
Inleiding = introductie van onderwerp + belangstelling van lezer wekken
Middenstuk = onderwerp wordt stap voor stap uitgewerkt (van meerdere kanten bekeken)
Slot = afsluiting van tekst (samenvatting, conclusie, advies, ...)
Slide 8 - Tekstslide
Lees de tekst en vul aan: De schrijver van een tekst zorgt voor samenhang in een tekst, zodat je de tekst goed kunt volgen. Dit doet de schrijver door alinea's en zinnen met elkaar te verbinden met...
Slide 9 - Open vraag
1.1 Intensief lezen
Theorie 3: Samenhang tussen alinea's en zinnen
Schrijver zorgt voor samenhang door gebruik van signaalzinnen en -woorden
Signaalzinnen = geven aanwijzing voor wat in tekstdeel behandeld gaat worden
Signaalwoorden = verwijzen naar iets wat eerder in tekst is genoemd of maken duidelijk wat alinea's/zinnen met elkaar te maken hebben
Slide 10 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van een signaalwoord bij het tekstverband 'opsomming'.
Slide 11 - Open vraag
Geef een voorbeeld van een signaalwoord bij het tekstverband 'volgorde van tijd'.
Slide 12 - Open vraag
Geef een voorbeeld van een signaalwoord bij het tekstverband 'reden of oorzaak-gevolg'.
Slide 13 - Open vraag
Aan het werk!
Bekijk klassikaal het voorbeeld op blz. 104
Maak opdracht 1, 3 en 4 (blz. 98-106)
timer
30:00
Slide 14 - Tekstslide
1.2 Woordbetekenis en beeldspraak
Theorie 4: Woordbetekenis achterhalen Onbekend woord in tekst? Stappenplan gebruiken!
Geeft het woord zelf een aanwijzing voor de betekenis? (deel van het woord)
Geeft de context een aanwijzing voor de betekenis? (lees de rest van de tekst, voorbeeld, synoniem, afbeelding)
Geven het woord en de context geen aanwijzingen? (zoek op in woordenboek/op internet)
Slide 15 - Tekstslide
1.2 Woordbetekenis en beeldspraak
Theorie 5: Beeldspraak begrijpen
Beeldspraak = figuurlijk taalgebruik, taalgebruik dat je niet letterlijk moet nemen
Schrijver gebruikt beeld voor wat hij wil zeggen i.p.v. letterlijk te zeggen wat hij bedoelt
Slide 16 - Tekstslide
1.2 Woordbetekenis en beeldspraak
Theorie 5: Beeldspraak begrijpen
Beeldspraak kan ervoor zorgen dat je een deel van een tekst niet begrijpt.
Ook bij beeldspraak kunje zelf de betekenis proberen te achterhalen: - Kijk of de context een aanwijzing voor de betekenis geeft - Geeft de beeldspraak zelf aanwijzingen voor de betekenis?
Slide 17 - Tekstslide
Leg in je eigen woorden deze beeldspraak uit: Met lood in zijn schoenen begon hij aan de terugreis…
Slide 18 - Open vraag
Leg in je eigen woorden deze beeldspraak uit: En zijn hart opende…
Slide 19 - Open vraag
Leg in je eigen woorden deze beeldspraak uit: Haar gezicht bloeide op…
Slide 20 - Open vraag
Aan het werk!
Leerwerkboek
Maken: opdracht 7, 8, 10 en 11
Starttaal
2F > Lezen
Samenhang husseltaak
Samenhang gatentekst
Volgende week oordopjes meenemen die met laptop verbonden kunnen worden!