Formatieve toets hoofdstuk 3 5 vwo

Wat wordt door de nummers
1 t/m 5 weergegeven?
A
1 = binnenkern, 2 = buitenkern, 3 = vulkanisme, 4 = mantel, 5 = lithosfeer
B
1 = buitenkern, 2 = binnenkern, 3 = convectie, 4 = lithosfeer, 5 = korst
C
1 = kern, 2 = lithosfeer, 3 = warmte-uitwisseling, 4 = mantel, 5 = lithosfeer
D
1 = kern, 2 = warmte-uitstraling, 3 = convectie, 4 = mantel, 5 = korst
1 / 37
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat wordt door de nummers
1 t/m 5 weergegeven?
A
1 = binnenkern, 2 = buitenkern, 3 = vulkanisme, 4 = mantel, 5 = lithosfeer
B
1 = buitenkern, 2 = binnenkern, 3 = convectie, 4 = lithosfeer, 5 = korst
C
1 = kern, 2 = lithosfeer, 3 = warmte-uitwisseling, 4 = mantel, 5 = lithosfeer
D
1 = kern, 2 = warmte-uitstraling, 3 = convectie, 4 = mantel, 5 = korst

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke begrippen en processen horen bij ‘divergerende beweging’?
A aangroei continent
B aangroei oceaanbodem
C diepzeetroggen
D midoceanische rug
E spreidingszone
F subductie

A
B, D en E
B
A, D en E
C
D, E en F
D
B, D en F

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2 beweringen:
1. Het epicentrum is de plek in de aardkorst waar een aardbeving begint
2. Hoe dichter het hypocentrum bij de aardkorst ligt, hoe zwaarder de kracht van de aardbeving zal zijn
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt het actualiteitsprincipe in?
A
Dat alle geologische processen in het verleden op dezelfde manier werken als ze nu doen
B
Dat de actualiteit bepaalt hoe het landschap eruit ziet
C
Dat we tegenwoordig andere principes hebben in de samenleving dan vroeger
D
Dat je niet kan zeggen hoe het landschap er vroeger uit zag

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn verschillende soorten plaatbewegingen. Bij een van deze bewegingen vindt subductie plaats. Geef aan:
• bij welke plaatbeweging subductie optreedt.
• wat er bij subductie gebeurt.
• wat daarbij op de zeebodem ontstaat.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op de afbeelding zie je het eiland Vulcano in de Tyrrheense Zee bij Italië.
De top van deze vulkaan is verdwenen. Geef aan:
• wat voor type vulkaan Vulcano was.
• met welk uitbarstingstype je hier te maken hebt.
• wat voor soort vulkaan het nu is.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. De oceaanbodem duikt naar beneden de mantel in, wordt omgesmolten en stijgt op. Hieronder staan vijf processen die plaatsvinden tijdens dit wegduiken. Zet de nummers van deze processen in de juiste volgorde.
1 magma wil omhoog
2 oceaanbodem smelt
3 vulkaanuitbarsting
4 oceaanbodem duikt naar beneden
5 gesmolten gesteente vermengt met water
A
2, 4, 1, 5, 3
B
4, 5, 2, 1, 3
C
5, 4, 2, 1, 3
D
4, 2, 5, 1, 3

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de tabel zie je de kenmerken van de diverse lagen van de aarde. In elke rij staat een omschrijving die niet past bij het eerste begrip uit de rij.
Geef voor de nummers 1 tot en met 3 aan welke omschrijving er per rij niet in thuishoort en leg uit waarom niet.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


In het Yellowstone National Park in de Amerikaanse staat Wyoming komen vulkanische verschijnselen voor. Toch ligt dit gebied ver van een plaatgrens. Geef een mogelijke oorzaak voor dit vulkanisme.


Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaat een rij aan eilandjes door een hotspot?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. Hier zie je mensen in een grot met druipsteen aan het plafond. Uit welk gesteente bestaat deze grot?
A
basalt
B
graniet
C
kalksteen
D
zandsteen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bepaalde gesteenten kunnen oplossen in water. Onder welke omstandigheden verloopt het oplossen het snelst?
1 Bij hoge / lage temperatuur.
2 Door water met een hoge / lage zuurgraad.

A
1 Bij hoge temperatuur 2 Door water met een hoge zuurgraad
B
1 Bij hoge temperatuur 2 Door water met een lage zuurgraad
C
1 Bij lage temperatuur 2. Door water met een lage temperatuur
D
1 Bij lage temperatuur 2 Door water met een hoge zuurgraad

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. In de grafiek is met twee lijnen aangegeven waar op aarde de relatieve verweringssnelheid voor chemische en fysische verwering het grootst is. Welke lijn geeft de fysische of mechanische verwering weer?
A
de vetgedrukte lijn
B
de gestippelde lijn

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee beweringen:

1. Mechanische verwering is een ander term voor chemische verwering
2. Bij chemische verwering verandert de samenstelling van het gesteente bij fysische verwering verbrokkelt het alleen
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist 2 onjuist
D
Bewering 2 is juist, 1 onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. In de grafiek is met twee lijnen aangegeven waar op aarde de relatieve verweringssnelheid voor chemische en fysische verwering het grootst is. Welk klimaatgebied ligt op ongeveer 0° breedte en welk gebied ligt in de buurt van de 30° breedte?
A
op 0 graden tropische klimaten op 30 graden aride klimaten
B
op 0 graden aride klimaten op 30 graden tropische klimaten
C
op 0 graden tropische klimaten op 30 graden gematigde klimaten

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom gaat chemische verwering veel sneller in de tropische zone dan in de gematigde zone?
A
het is er warmer en droger
B
het is er warmer en natter
C
er is minder temperatuurverschil tussen zomer en winter
D
er is meer temperatuurverschil tussen zomer en winter

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee beweringen:
1. Pangea was een supercontinent waarin alle
continenten aan elkaar vast lagen
2. Bij divergente plaatgrenzen komen vaak zware aardbevingen voor
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist 2 onjuist
D
Bewering 2 is juist, 1 onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke plaatgrens vind je trekkracht(slab pull)?
A
Divergente plaatgrens
B
Convergente plaatgrens
C
Transforme plaatgrens
D
Alle plaatgrenzen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2 beweringen:
1. Biologische verwering kan zowel mechanisch als chemisch zijn
2. In woestijngebieden overheerst de mechanische verwering
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. Geef aan:
• welk deel van de rivier je op deze foto ziet.
• welke twee sedimenten je hier zeker zult aantreffen.
• wat de verklaring voor je keuze is.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. Geef aan:
• - Welk begrip het best past bij wat er met de rivier 'gebeurt'.
- Leg uit hoe dit proces verloopt.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe worden de meren op de afbeelding hiernaast genoemd?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de exogene processen. Welke vier spelen een rol bij de afbraak van een gebergte? Zet deze in de juiste volgorde.
A aardverschuivingen
B convergentie
C erosie
D meanderen
E riviertransport
F verwering

A
C, A, F, E
B
F, A, C, E
C
A, F, D, E
D
F, A, D, E

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het sediment in de overstromingsvlakte van een rivier is keurig naar korrelgrootte geselecteerd. Dat geldt niet voor de morene aan het eind van een gletsjer. Leg uit hoe dat verschil komt.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


De Franse rivier de Loire vervoert het minste water in de zomer. Geef de oorzaak van deze lage afvoer.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2 beweringen:
1. Een u-vormig dal is ontstaan door riviererosie
2. In berggebieden zul je in u-vormige dalen meer invloed van de mens zien op het landschap
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een 'stroomgebied' en waardoor worden stroomgebieden van elkaar begrensd?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is endogeen en wat is exogeen?
EXOGEEN:
kracht die van buitenaf de aardkorst verandert
ENDOGEEN:
kracht die van binnenuit de aardkorst verandert
erosie
verwering
vulkanisme
sedimentatie
Plooiing

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een delta en een estuarium? Ga in op de wijze waarop ze ontstaan en in welk soort zee ze voorkomen.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip hoort niet in het rijtje thuis?
Slenk, Mid-oceanische rug, Plooiingsgebergte, Divergentie
A
Mid-oceanische rug
B
Plooiingsgebergte
C
Slenk
D
Divergentie

Slide 30 - Quizvraag

de overige horen bij divergente bewegingen

Geef van de plaattektonische situatie in Oost-Afrika aan
 welk type plaatbeweging daar plaatsvindt;
 welk type gebergte door deze beweging ontstaat;
 welk begrip van toepassing is op de landschapsvorm aangeduid met
de letters x en welk begrip van toepassing is op de landschapsvorm
aangeduid met de letter y in bijgevoegde bron

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De Dolomieten vormen een gebergte in Noord-Italië met toppen tot meer
dan 3.000 meter hoog. Het gesteente waaruit deze bergen zijn ontstaan is
gevormd uit koraalriffen.
Beschrijf de wijze waarop dit gesteente door plaattektoniek zo hoog is
komen te liggen.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De Dolomieten maken deel uit van de Alpen. Er bestaat een relatie tussen
de exogene processen in de Alpen en het overheersende exogene proces
in de Povlakte ten zuiden van de Alpen.
Beschrijf deze relatie.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2 beweringen:
1. De oceanische korst bestaat vooral uit graniet
2. De oceanische korst is veel zwaarder dan de continentale korst
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder staan vier soorten gesteenten:
 basalt;  marmer;  graniet;  zandsteen.
Beredeneer in welk van deze gesteenten
het fossiel van de T-Rex (zie afgebeelde bron)
is gevonden.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Sahel, net ten zuiden van de Sahara, is de veehouderij een
belangrijk bestaansmiddel.
Leg uit dat de veehouderij in de Sahel bijdraagt aan verwoestijning.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem drie voorbeelden van landdegradatie en geef ook mogelijke oplossingen aan om dit te voorkomen in de toekomst

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies