Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.
Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt.
Je kunt omschrijven hoe je gedrag kunt bestuderen.
Je kunt de invloed van gedragsonderzoek op de maatschappij toelichten.
Slide 2 - Tekstslide
Basisstof 3:
Gedrag beschrijven
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.
Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt.
Je kunt omschrijven hoe je gedrag kunt bestuderen.
Je kunt de invloed van gedragsonderzoek op de maatschappij toelichten.
Slide 4 - Tekstslide
Ethologie
Ethologie = studie van het gedrag van dieren
Alles objectief bekijken = alleen waarneembare feiten beschrijven
Geen menselijke eigenschappen toekennen (antropomorfismen)
Slide 5 - Tekstslide
We proberen gedrag te:
Kwalificeren: Wat? (ethogram)
Kwantificeren: Hoe vaak? (protocol)
Protocol
Slide 6 - Tekstslide
Adequaat gedrag
Gedrag = alle waarneembare handelingen/ gedragselementen van een dier of mens
Gedrag is gericht op het handhaven of verbeteren van de fysiologische toestand of omgevingssituatie
Adequaat gedrag = gedrag dat de fitness van een dier vergroot
Slide 7 - Tekstslide
Handeling/gedragselement:
Waarneembare handeling bij dieren en dus ook mensen.
Gedragsketen:
Opeenvolgende handelingen in een "vaste" volgorde
Gedragssysteem: handelingen met een gemeenschappelijk doel
Subsysteem:
samenhangende groepen van handelingen binnen
een gedragssysteem
Handeling = Gedragselement
Slide 8 - Tekstslide
Respons: een reactie op een prikkel.
Black box: processen die zich afspelen in een organisme. De prikkel (input) en respons (output) kunnen worden geobserveerd. Het proces kan hieruit worden afgeleid i.c.m. kennis over het zintuigstelsel, zenuwstelsel en hormoonstelsel van het organisme
Slide 9 - Tekstslide
Aan het werk
opdr. 33 t/m 41
Slide 10 - Tekstslide
Hersenactiviteit
Hersenactiviteit kan zichtbaar worden gemaakt m.b.v. MRI (= Magnetic Resonance Imaging).
Maken van verbanden tussen hersenactiviteit en gedrag
Uitvoeren van een handeling i.c.m. het meten van de hersenactiviteit.
Slide 11 - Tekstslide
Goedemorgen!
This is the place to Bio
Slide 12 - Tekstslide
Basisstof 4:
Vorming van gedrag
blz. 106
Slide 13 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt toelichten dat gedrag deels erfelijk bepaald.
Je kunt de dynamische relatie beschrijven tussen een organisme en zijn omgeving
Slide 14 - Tekstslide
Erfelijke eigenschappen
(aangeboren)
Aangeleerde eigenschappen
(ervaring)
Slide 15 - Tekstslide
Handelingen zijn afhankelijk van de interactie met de omgeving
Slide 16 - Tekstslide
Ontstaan gedag
Interne prikkels
(bijv. lege maag)
Externe prikkels
(bijv. zien lekker eten)
Motivatie
(bijv. honger)
Handelingen
(bijv. kauwen)
Gedrag
(Voedings-
gedrag)
Slide 17 - Tekstslide
Andere factoren met invloed op het gedrag
Fysiologie
Anatomie (bouw)
Ontwikkelingsfase
Gezondheid
Leerprocessen
Slide 18 - Tekstslide
Vorming van gedrag
Gedrag bestaat uit
Erfelijk gedrag(aangeboren)
Aangeleerd gedrag
Nieuw gedrag
Gedrag = mix van aangeboren,
aangeleerd en eventueel
nieuw gedrag
Slide 19 - Tekstslide
Motivatie:
de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren.
De interne prikkel is hier laag (geen hongergevoel), maar de externe prikkel is hoog (erg lekker eten). Dit levert samen voldoende motivatie op om het ijsje te eten
Hier zou je onvoldoende motivatie hebben. Zowel de interne- als externe prikkel zijn laag
Als de interne prikkel hoog genoeg is dan is er maar een lage externe prikkel nodig om voldoende motivatie te hebben om te eten
Slide 20 - Tekstslide
Periodieke invloeden
Regelmatige schommelingen in prikkelsterkte
Voortplantingsprikkel
Biologische klok
Daglengte
Temperatuur
Oorzaken: verandering in hormoonspiegel, neurotransmitters
Patrick van Asselt, 2018
Slide 21 - Tekstslide
Niko Tinbergen
(1907 - 1988)
Protocollen
handelingen, aantal en tijd
Analyse
frequentie, gedragsketens
Nobelprijs 1973
Slide 22 - Tekstslide
Sleutelprikkel
Sleutelprikkel: prikkel die altijd hetzelfde gedrag tot gevolg heeft
De respons op een sleutelprikkel is aangeboren
Slide 23 - Tekstslide
Supranormale prikkels
Supranormale prikkels: versterkte sleutelprikkel
Leidt tot een sterkere respons
Overdreven eigenschappen = gebruik maken van supranormale prikkels