Je kunt uitleggen dat hard geluid kan leiden tot gehoorschade.
Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
Je kunt een reflexboog beschrijven.
INSTRUCTIE
OORTEST (met koptelefoon)
INSTRUCTIE
FLUISTEREND OVERLEG
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Horen
Normtempo BS 8 Gehoorschade
BS 4 het zenuwstelsel
Schrijf de leerdoelen in je schrift
Je kunt uitleggen dat hard geluid kan leiden tot gehoorschade.
Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
Je kunt een reflexboog beschrijven.
INSTRUCTIE
OORTEST (met koptelefoon)
INSTRUCTIE
FLUISTEREND OVERLEG
Slide 1 - Tekstslide
vorige les?
Slide 2 - Woordweb
Gehoorschade
Slide 3 - Tekstslide
Gehoorschade
Slide 4 - Tekstslide
gehoorschade
Slide 5 - Tekstslide
www.oorcheck.nl
Slide 6 - Link
Horen
AAN DE SLAG Normtempo EBS 8 en BS4
Schrijf de leerdoelen in je schrift
Je kunt uitleggen dat hard geluid kan leiden tot gehoorschade.
Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
Je kunt een reflexboog beschrijven.
OORTEST (met koptelefoon)
INSTRUCTIE
FLUISTEREND OVERLEG
timer
10:00
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Zenuwstelsel
Zenuwen verbinden zintuigen met het centrale zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel: ruggenmerg en hersenen.
Slide 10 - Tekstslide
In het zenuwstelsel zit ook het centrale zenuwstelsel. Dit ligt centraal in het zenuwstelsel. Welke organen behoren daar dus toe?
A
Alleen de hersenen
B
Ruggenmerg en zenuwen
C
Hersenen en ruggenmerg
D
Hersenen, ruggenmerg en zenuwen
Slide 11 - Quizvraag
Ruggenmerg
Het ruggenmerg is gevuld met zenuwweefsel.
Het verzorgt de verbinding tussen de hersenen en de rest van het lichaam
Tussen de wervels ontspringen de zenuwen.
Slide 12 - Tekstslide
Zenuwcellen
Zenuwweefsel bestaat uit zenuwcellen.
Zenuwcellen hebben een cellichaam (waar de kern zit) en uitlopers (lange 'armen' van de cel)
Slide 13 - Tekstslide
Zenuwcellen
De uitlopers van zenuwcellen kunnen we 1 meter lang zijn.
De cellichamen van zenuwcellen zitten allemaal dichtbij of in het centrale zenuwstelsel
Slide 14 - Tekstslide
Zenuwcellen
Gevoelszenuwcellen hebben uitlopers bij zintuigcellen. Ze geven een impuls door richting het centrale zenuwstelsel.
Slide 15 - Tekstslide
Wat voor type zenuwcel is zenuwcel 1?
A
Bewegingszenuwcel
B
Schakelcel
C
Gevoelszenuwcel
D
Weet ik niet
Slide 16 - Quizvraag
Hoe maakt een zenuwcel contact met een andere zenuwcel?
A
er springt een stroompje over
B
ze zitten aan elkaar vast met tentakels
C
er gaan stoffen van de ene naar de andere
D
de zenuwcel neemt boodschappen ui zijn celkern op
Slide 17 - Quizvraag
Zenuwcellen
Schakelcellen ontvangen impulsen van gevoels-zenuwcellen of van andere schakel-cellen. Ze geven impulsen door aan schakelcellen of bewegingszenuwcellen.
Alleen in centraal zenuwstelsel
Slide 18 - Tekstslide
Welke zenuwcel is de sensorische zenuwcel (gevoelszenuwcel)?
A
Type 1
B
Type 2
C
Type 3
Slide 19 - Quizvraag
Zenuwcellen
Bewegingszenuwcellenontvangen impulsen van schakel-cellen. Ze geven impulsen door aan spieren of klieren. Een klier is een orgaan wat stoffen produceert (zweet, talg, speeksel)
Slide 20 - Tekstslide
Zenuwcel 1 is verbonden met een spier, zenuwcel 2 met een zintuig.
In welke richting verlopen in zenuwcel 1 impulsen? En in welke richting verlopen in zenuwcel 2 impulsen?
A
1: in richting P
2: in richting R
B
1: in richting P
2: in richting S
C
1: in richting Q
2: in richting R.
D
1: in richting Q
2: in richting S
Slide 21 - Quizvraag
Zenuwen
Zenuwen zijn bundels met uitlopers van zenuwcellen. Deze uitlopers zijn geisoleerd met een beschermlaagje. Om de zenuw heen zit ook nog een stevige beschermlaag.
Slide 22 - Tekstslide
Bewuste reactie
1. Prikkel komt binnen via een zintuig.
2. Impuls gaat via een gevoelszenuwcel naar het ruggenmerg
3. Schakelcellen in het ruggenmerg geven de impuls door aan de hersenen.
4. Hersenen geven een impuls via schakelcellen aan een bewegingszenuwcel
5. De bewegingszenuwcel geeft de impuls door aan een spier en een klier
6. De arm beweegt en de speekselklieren gaan werken
Slide 23 - Tekstslide
Reflex
1. Prikkel komt binnen via een zintuig.
2. Impuls gaat via een gevoelszenuwcel naar het ruggenmerg
3. Schakelcellen in het ruggenmerg geven de impuls door aan een bewegingszenuwcel (en ook aan de hersenen)
4. De bewegingszenuwcel geeft de impuls door aan een spier en een klier
5. De arm beweegt en daarna zijn je hersenen zich pas bewust van wat er gebeurde
Slide 24 - Tekstslide
Wat is een reflexboog?
A
De snelheid van reflexen
B
Reageren op een prikkel
C
Een impuls die spieren of klieren aansturen
D
de weg die impulsen bij een reflex afleggen
Slide 25 - Quizvraag
Hoe verloopt deze reflexboog?
A
Blauw - Geel - Groen
B
Groen - Geel - Blauw
C
Kan beide kanten op
Slide 26 - Quizvraag
Reflexboog
Reflexboog: de weg die impulsen bij een reflex afleggen.
Is de kortste route mogelijk!
Een reflex is daarom sneller dan een bewuste reactie.
Slide 27 - Tekstslide
Waar begint de reflexboog van de pupilreflex?
A
In de iris.
B
In het netvlies.
Slide 28 - Quizvraag
Hoe verloopt de weg van een reflexboog?
A
Zintuigcellen-Gevoelszenuwcellen-Schakelcellen in de hersenen-Bewegingszenuwcellen-Spier
B
Zintuigcellen-Gevoelszenuwcellen - Schakelcellen in ruggenmerg/stam
Bewegingszenuwcellen-Spier