4 VWO Feedback bindingen 19 december

Herhaling hfst 3 en 4
H-brug
Polair-apolair
Vanderwaalsbindingen
Ion en metaal binding
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hfst 3 en 4
H-brug
Polair-apolair
Vanderwaalsbindingen
Ion en metaal binding

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diamant bestaat uit koolstofatomen die via covalente bindingen (atoombindingen) verbonden zijn in een drie dimensionaal netwerk.
Hoe noem je dit netwerk?
A
ionrooster
B
molecuulrooster
C
atoomrooster
D
metaalrooster

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gegeven: stof AB is een moleculaire stof en stof XY is een zout.

Beoordeel de volgende twee beweringen:
I stof AB heeft in de vaste toestand een molecuulrooster en de binding tussen A en B is een atoombinding.
II stof XY heeft in de vaste toestand een ionrooster en de binding tussen X en Y is een ionbinding.

Welke van deze twee beweringen is juist?

A
beide beweringen zijn juist.
B
alleen bewering I is juist
C
alleen bewering II is juist
D
geen van beide beweringen is juist.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bindingen worden verbroken bij het oplossen van zout in water
A
Atoombindingen
B
Molecuulbinden
C
Verbindingen
D
Ionbindingen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk soort roosters hebben vast magnesiumjodide, MgI₂ (s) en vast jood, I₂ (s)?
A
beide hebben een metaalrooster
B
beide hebben een ionrooster
C
Magnesiumjodide heeft een metaalrooster en jood heeft een molecuulrooster
D
Magnesiumjodide heeft een ionrooster en jood heeft een molecuulrooster

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Moleculaire stoffen bestaan uit moleculen.
Waaruit zijn moleculen opgebouwd?
A
Ionen
B
Atomen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke binding heeft
dit molecuul?
A
Covalente atoombinding
B
Polaire covalente atoombinding
C
Ionbinding
D
Metaalbinding

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de binding tussen
waterstof en chloor
een polaire binding?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de binding in O2?
A
(apolaire) atoombinding
B
polaire atoombinding
C
ionbinding
D
molecuulbinding

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Polaire + apolaire bindingen
Atoom bindingen

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Polaire binding
atoombinding
OH binding
CO binding
CH binding
NH binding
HH binding

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke binding wordt of welke bindingen worden verbroken als de vloeistof butaan verdampt ?
A
atoombindingen, waterstofbruggen en vanderwaalsbindingen
B
vanderwaalsbindingen
C
Waterstofbruggen
D
atoombindingen

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn de volgende bindingen?
En waneer zijn deze bindingen?
Heeft
polaire bindingen?
CO2
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

atoombinding
polaire atoom-
binding
ion-
binding
Cl - Cl
H - Cl
Na - Cl

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterkste vanderwaalsbinding
Laagste kookpunt
Lastigst om de bindingen te breken

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke fase overgang(en) worden VanderWaals-bindingen verbroken?
A
Van vast naar vloeibaar
B
Van vloeibaar naar gas
C
Van vast naar gas
D
Van gas naar vloeibaar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een waterstofbrug is een covalente binding
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

zet de vinkjes op de bindingen die een waterstofbrug kunnen vormen.

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies