Bijles 2 - MC-vragen

Deze les
  1. uitleg over meerkeuze vragen + oefenen (met docent)
  2. uitleg (met docent)
  3. oefentoetsen maken (alleen)


Ga in de klaspagina, code = ghzno
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Deze les
  1. uitleg over meerkeuze vragen + oefenen (met docent)
  2. uitleg (met docent)
  3. oefentoetsen maken (alleen)


Ga in de klaspagina, code = ghzno

Slide 1 - Tekstslide

Over welk onderwerp wil je uitleg?

Slide 2 - Woordweb

DE MEERKEUZE VRAAG
De meeste leerlingen vinden meerkeuzevragen (MC-vragen) makkelijker dan open vragen. In de praktijk worden meerkeuzevragen echter slechter gemaakt. 

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerken
  • Er is altijd maar 1 antwoord goed. Schrijf je er meerderen op dan wordt alleen het eerste antwoord nagekeken.
  • De overige antwoorden lijken ook goed maar zijn zo gemaakt dat ze jou laten twijfelen (alleen met de juiste kennis hebt kun je een MC-vraag goed maken).
  • Gebruik HOOFDLETTERS A, B, C en D (kleine letter a en d lijken te veel op elkaar)
  • En gebruik de letters, en nooit het antwoord zelf.

Slide 4 - Tekstslide

Tip 1 Onderschat MC-vragen niet

Meerkeuzevragen zijn lastiger dan je denkt. Je moet de stof net zo goed voorbereiden en zoals gezegd, in de praktijk maken leerlingen meerkeuzevragen slechter dan open vragen.

Slide 5 - Tekstslide

Tip 2 Dek de antwoorden af
Lees de vraag goed en de antwoorden niet (hand op de antwoorden). Formuleer het antwoord en kies dan het antwoord wat het meest overeenkomt.

Als het brein vier antwoorden op een vraag leest, voert het brein vier opdrachten uit. Dat beïnvloedt het denken en leidt onnodig af. Als het brein alleen de vraag leest, voert het één opdracht uit. Het brein kan nu zonder ruis het goede antwoord formuleren.

Slide 6 - Tekstslide

Tip 3 De eliminatie ronde
Je streept eerst de onmogelijke antwoorden weg. Dat zijn er meestal twee. Dan herlees je de vraag en maak je een keuze. 
De gokkans is nu 50%!

MAAK ALTIJD EEN KEUZE!

Slide 7 - Tekstslide

Tip 4 Vertrouw op de eerste ingeving
Als je goed bent voorbereid, is je eerste ingeving meestal de juiste. De meeste “verbeterde” meerkeuzevragen blijken namelijk fout te zijn en gebaseerd op onzekerheid en stress. Wijzig dus alleen het antwoord als je tot echt nieuwe inzichten bent gekomen. Ga niet twijfelen en vertrouw op je eerste ingeving.

Slide 8 - Tekstslide

Tip 5 Controleer
Controleer of alle vragen zijn beantwoord en ingeleverd. Als je nog vragen over hebt en geen tijd, gok dan. 
Sommige lln kiezen dan het langste antwoord maar dit is niet per definitie het juiste antwoord.


Slide 9 - Tekstslide

Tip 6 Geen paniek.
Laat je niet misleiden door het aantal keer dat je voor een bepaalde letter gekozen hebt. Theoretisch is het mogelijk dat alle goede antwoorden van een toets A zijn. Meestal staan de antwoorden namelijk op alfabetische volgorde.


Slide 10 - Tekstslide

Tip 7. Werk op tempo
Blijf niet te lang hangen bij vragen.

Zet een kruisje bij de vraag en sla hem even over.
Aan het einde van de toets ga je deze lastige vragen nog bij langs.

Controleer of je alle vragen hebt gemaakt (geen bladzijde met vragen bent vergeten).


Slide 11 - Tekstslide

Doen
Maud & Myrthe kunnen bezig met: 
https://biologiepagina.nl/Havo5/N14Reageren/oefentoetszintuigen/oefentoetszintuigen.htm

De rest krijgt nu even uitleg over 'het zien' en kan daarna bezig

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Soms is de werking van je ooglens niet voldoende. Je bent bijziend of verziend, maar wat is wat?
A
Bijziend = dichtbij goed zien
B
Bijziend = veraf goed zien
C
Verziend = dichtbij goed zien
D
Verziend = veraf goed zien

Slide 14 - Quizvraag

Een bril?
Bij verziend is de afstand tussen lens en netvlies te klein, het beeld valt achter je netvlies.

Bij bijziend is de afstand tussen lens en netvlies te groot, het beeld valt voor je netvlies

Slide 15 - Tekstslide

Een bril?
Korte oogbol = verziend = bolle lenzen bril (+)

Lange oogbol = bijziend = holle lenzen (-)

Slide 16 - Tekstslide

Vul de tabel in

Slide 17 - Tekstslide

Je netvlies
Staafjes - zwart/wit, grijstinten
werken 's avonds en 's nachts
Kegeltjes - kleuren
werken overdag
Drie soorten kegeltjes:
rood - groen - blauw

Slide 18 - Tekstslide

kegeltjes
  • hoge drempelwaarde licht
  • in gele vlek, beetje daarbuiten
  • 1 zenuw aan 1 kegeltje (daardoor heel scherp zien)
  • 3 soorten: rood/ groengeel/ blauw (meestal meerdere tegelijk geprikkeld voor mengkleur)




https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Oog/kegeltjesstaafjes.htm
staafjes 
  • lage drempelwaarde licht
  • 1 zenuw aan meerdere staafjes
  • daardoor niet heel scherp, wel gevoelig voor waarnemen beweging
  • grijstinten (geen kleur)
  • rondom gele vlek en rest netvlies





Slide 19 - Tekstslide

Doen
https://biologiepagina.nl/Havo5/N14Reageren/oefentoetszintuigen/oefentoetszintuigen.htm

Houdt je tabel + de oefening over staafjes en kegeltjes erbij en maak de MC-vragen met de besproken tactiek

Klaar?
https://biologiepagina.nl/ExamenHAVO/Zintuigen/examenzintuigen.htm

Slide 20 - Tekstslide