3.1 Significantie

Chemisch rekenen
Voorkennis en significantie
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Chemisch rekenen
Voorkennis en significantie

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen
  • Je herhaalt het rekenen met de vaste massaverhouding bij reacties.
  • Je herhaalt de berekening van een massapercentage en een volumepercentage.
  • Je herhaalt het berekenen van de molecuulmassa in u en in de wetenschappelijke notatie.
  • Je leert wat significante cijfers zijn.
  • Je leert rekenen met significante cijfers.
  • Je leert rekenen met de dichtheid in verschillende eenheden.




Slide 4 - Tekstslide

De wet van behoud van massa luidt:
A
Evenveel stoffen die er in het begin zijn ontstaan
B
Stoffen kunnen verdwijnen
C
D
De massa voor de pijl van een rv is niet gelijk aan de massa na de pijl

Slide 5 - Quizvraag

Wat is stap 1 voor het berekenen van het massapercentage van een atoomsoort in een verbinding?
A
Bereken de molecuulmassa van de verbinding.
B
Bepaal van alle aanwezige atoomsoorten de massa
C
Bereken het massapercentage van de atoomsoort in de verbinding.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is stap 2 voor het berekenen van het massapercentage van een atoomsoort in een verbinding?
A
Bepaal van alle aanwezige atoomsoorten de massa
B
Bereken het massapercentage van de atoomsoort in de verbinding.
C
Bereken de molecuulmassa van de verbinding.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is stap 3 voor het berekenen van het massapercentage van een atoomsoort in een verbinding?
A
Bereken het massapercentage van de atoomsoort in de verbinding.
B
Bereken de molecuulmassa van de verbinding.
C
Bepaal van alle aanwezige atoomsoorten de massa

Slide 8 - Quizvraag

Waar is sprake van wetenschappelijke notatie?
A
3810
B
30106
C
1510
D
3104

Slide 9 - Quizvraag

Noteer in wetenschappelijke notatie: 1480
A
1,480103
B
14,80102
C
0,148104
D
1,48103

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf in de wetenschappelijke notatie
0,0000876
A
876105
B
8,76105
C
8,76105
D
876105

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de molecuulmassa van CaCO3?
A
90 u
B
100 u
C
110 u
D
120 u

Slide 12 - Quizvraag

De molecuulmassa van CO2 is...
A
44,01 u
B
28,01 u
C
56,02 u
D
784,5601 u

Slide 13 - Quizvraag

Significantie
  • Stel: je hebt 10 liter water en je doet er 5 liter water bij, gemeten met emmers.
  • Het is 'raar' om dan te zeggen dat je bij elkaar 15,000 liter water hebt. Je weet dit namelijk niet zo nauwkeurig (er kan prima 100 mL meer of minder zijn)!
  • Hoe nauwkeuriger je meetgegevens, hoe nauwkeuriger je hiermee kan rekenen.

Slide 14 - Tekstslide

Significante cijfers
  • Geeft de nauwkeurigheid aan van gegevens.
  • Regels over het afronden van antwoorden bij berekeningen.
  • Belangrijk bij alle berekeningen van natuurkunde en scheikunde!

Slide 15 - Tekstslide

Telwaarden en meetwaarden
  • Telwaarden zijn waarden die je kunt tellen, bijv. het aantal leerlingen in de klas of het aantal bekerglazen op tafel.
  • Telwaarden zijn feiten waarbij iedereen hetzelfde antwoord geeft.

  • Meetwaarden zijn waarden die je kunt meten, bijv. hoe lang je bent of hoeveel water er in je bekerglas zit.
  • Over meetwaarden kunnen discussies ontstaan. antwoorden kunnen per persoon verschillen = meetonzekerheid/onnauwkeurigheid.

Slide 16 - Tekstslide

Significantie regels
  • Bij berekeningen kijk je naar het aantal significante cijfers van waarden die je krijgt in de opgave (dus niet wat je zelf opschrijft!).
  • Je kijkt hierbij alleen naar meetwaarden.

  • Voorbeeld: je hebt 3 bekerglazen met in elk bekerglas 15,5 mL. 

3 = telwaarde. Dit getal gebruik je niet voor afronden.
15,5 = meetwaarde. Dit getal gebruik je wel voor afronden.

Slide 17 - Tekstslide

Significantie regels: optellen/aftrekken
  • Je kijkt naar het aantal decimalen (cijfers achter komma) van de meetwaarden in de opgave.
  • Bij het afronden van je antwoord gebruik je het minst aantal decimalen van de meetwaarden uit de opgave.
  • Bij scheikunde gebruik je dit eigenlijk alleen bij uitrekenen van molecuulmassa's (optellen van atoommassa's).

Slide 18 - Tekstslide

Significantie regels: optellen/aftrekken
Voorbeeld
Je hebt 1,3 gram, 2 gram en 6,03 gram. Hoeveel gram heb je bij elkaar?

Antwoord
1,3 + 2 + 6,03 = 9,33. Bij afronden kijk je naar het getal met het minst aantal decimalen. Hier het getal 2 (geen decimalen). Je antwoord krijgt dus ook geen decimalen. Afgerond heb je dus 9 gram.

Slide 19 - Tekstslide

Significantie regels: vermenigvuldigen/delen
  • Je kijkt naar het aantal significante cijfers van de meetwaarden in de opgave.
  • Dit zijn alle cijfers van een getal, behalve nullen vooraan (nullen achteraan tellen dus wel mee).
  • Bij afronden gebruik je het minst aantal significante cijfers van de meetwaarden in de opgave.

Slide 20 - Tekstslide

Significante cijfers: voorbeelden
3,15 = 3 significante cijfers
3,10 = 3 significante cijfers (0 achteraan telt ook mee)
0,31 = 2 significante cijfers (0 vooraan telt niet mee)

Slide 21 - Tekstslide

Hoeveel significante cijfers?
1,23
A
1
B
2
C
3
D
123

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel significante cijfers?
1,20
A
1
B
2
C
3
D
123

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel significante cijfers?
0,12
A
1
B
2
C
3
D
123

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel significante cijfers?
80000
A
1
B
4
C
5
D
8

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel significante cijfers?
0,0030
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel significante cijfers?
1,20*10^3
A
1
B
2
C
3
D
6

Slide 27 - Quizvraag

Dichtheid
 =    massa 
      volume

Slide 28 - Tekstslide

Dichtheid (formule)
ρ=Vmm=ρVV=ρm
ρ=dichtheid(kg.m3ofm3kg)
m=massa(kg)
V=volume(m3)
in opgaven staan vaak andere eenheden, dus moet je de eenheid van dichtheid kunnen omrekenen

Slide 29 - Tekstslide


Ethanol heeft een dichtheid van ongeveer 0,79 g/mL.
Wat is het volume van 3,5 gram ethanol?
A
4,4 mL
B
0,9 mL
C
5,8 mL
D
2,8 mL

Slide 30 - Quizvraag

In een maatcilinder heb je 50,00 mL spiritus afgemeten. Je hebt de massa bepaald: 42,5 gram. Bereken de dichtheid van de spiritus.
A
0,9
B
0,85
C
0,850
D
0,8500

Slide 31 - Quizvraag


De massa van een blokje aluminium is 0,08kg. De dichtheid van aluminium is 2,7 g/cm3. Bereken het volume van het blokje aluminium. (denk aan significantie)
A
29,6 cm^3
B
30 cm^3
C
3 x 10^1 cm^3
D
3 x 10^2

Slide 32 - Quizvraag