AA werkwoorden week 4

AA hoofdstuk 4 werkwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

AA hoofdstuk 4 werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Passieve en actieve zinnen
Actief = als je actief bent, doe je veel
Passief = als je passief bent, doe je weinig

Slide 2 - Tekstslide

Je hebt ook zinnen die actief en passief zijn:
1. Wesley schopt de bal.
2. De bal wordt door Wesley geschopt.

In zin 1 is 'Wesley' het onderwerp. Het onderwerp is actief. 
Wesley doet iets. Hij schopt de bal. 
Dit noemen we een actieve zin. 

Slide 3 - Tekstslide

Je hebt ook zinnen die actief en passief zijn:
1. Wesley schopt de bal.
2. De bal wordt door Wesley geschopt.

In zin 2 is 'de bal' het onderwerp. Het onderwerp zelf doet niets.
De bal is passief. 
Dit noemen we een passieve zin. 
In een passieve zin staat vaak het werkwoord worden of zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Maya steekt de kaars aan.
A
Actief
B
Passief

Slide 5 - Quizvraag

De beker is door ons gewonnen.
A
Actief
B
Passief

Slide 6 - Quizvraag

De kaars wordt door Maya aangestoken.
A
Actief
B
Passief

Slide 7 - Quizvraag

Wij winnen de beker.
A
Actief
B
Passief

Slide 8 - Quizvraag

Het liedje wordt door ons gezongen.
A
Actief
B
Passief

Slide 9 - Quizvraag

Wij zingen het liedje.
A
Actief
B
Passief

Slide 10 - Quizvraag

Stef vangt de bal.
A
Actief
B
Passief

Slide 11 - Quizvraag

De bal wordt door Stef gevangen.
A
Actief
B
Passief

Slide 12 - Quizvraag

De juf geeft de kinderen les.
A
Actief
B
Passief

Slide 13 - Quizvraag

De hond wordt door Marcel geaaid.
A
Actief
B
Passief

Slide 14 - Quizvraag

De kaarsen worden door Maarten aangestoken.
A
Actief
B
Passief

Slide 15 - Quizvraag

De boeken worden door de klas gelezen.
A
Actief
B
Passief

Slide 16 - Quizvraag

De vrienden geven elkaar een high-five.
A
Actief
B
Passief

Slide 17 - Quizvraag

Van actieve zin naar passieve zin.
Je kunt een actieve zin veranderen in een passieve zin. 
Dat kunt je doen door een vorm van het werkwoord worden of zijn in de zin te stoppen. 

Actief: Joep maakt een koprol.
Passief: De koprol wordt door Joep gemaakt.

Slide 18 - Tekstslide

Van actieve zin naar passieve zin.
Je kunt een actieve zin veranderen in een passieve zin. 
Dat kunt je doen door een vorm van het werkwoord worden of zijn in de zin te stoppen. 

Actief: Oma bakt de aardappelen
Passief: De aardappelen worden door ..........

Slide 19 - Tekstslide

Van actieve zin naar passieve zin.
Je kunt een actieve zin veranderen in een passieve zin. 
Dat kunt je doen door een vorm van het werkwoord worden of zijn in de zin te stoppen. 

Actief: Ik laat de hond uit.
Passief: De hond wordt door mij .......

Slide 20 - Tekstslide

Van actieve zin naar passieve zin.
Je kunt een actieve zin veranderen in een passieve zin. 
Dat kunt je doen door een vorm van het werkwoord worden of zijn in de zin te stoppen. 

Actief: Vader zet de computer aan.
Passief: De .............

Slide 21 - Tekstslide

Ik schrijf een kaart.
Een .....

Slide 22 - Open vraag

Ik pak een pen.

Slide 23 - Open vraag

Masha geeft het boek.

Slide 24 - Open vraag

Ik vier mijn verjaardag.

Slide 25 - Open vraag